Een belastingplichtige die beweert geen aanslag te hebben ontvangen, hoeft van de rechtbank Zeeland-Wet-Brabant geen invorderingsrente te betalen. Dit ondanks het feit dat de Invorderingswet 1990 ontvangst van een aanslag niet expliciet als voorwaarde stelt om invorderingsrente in rekening te kunnen brengen.
Het risico van niet ontvangst van de aanslag ligt bij de ontvanger. Volgens de rechtbank, die vonnis wees op 3 mei, heeft de belastingplichtige echter aannemelijk gemaakt dat hij de bewuste aanslag niet kreeg en de rechter vindt dat ten onrechte invorderingsrente in rekening is gebracht. Betrokkene kreeg een (tweede) voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Toen betaling uitbleef, werd een betalingsherinnering gestuurd. Daarop heeft belanghebbende de aanslag voldaan. De belastingplichtige is wel invorderingsrente in rekening gebracht, maar hij betwist die verschuldigd te zijn en voert hij aan dat doordat pas later een aanmaning is verstuurd, onnodig invorderingsrente is belopen.
Geen verschoonbaarheidsregeling
De invorderingsrenteregeling kent niet expliciet een verschoonbaarheidsregeling. Dat geldt ook voor de algemene regeling voor bestuursrechtelijke geldschulden in de Awb. Bij die regeling heeft de wetgever volgens de rechtbank wel voor ogen gehad dat het niet bekend zijn met de betalingstermijn kan betekenen de belanghebbende niet in verzuim is, en daarmee geen invorderingsrente verschuldigd is. Het ligt volgens de rechtbank in de rede dat deze termijn niet begint te lopen als de aanslag niet op de juiste wijze is bekend gemaakt.