Ook als van het bestuursrecht wordt overgestapt naar het strafrecht, begint de klok van een redelijke behandelingstermijn te lopen. Hof Den Bosch vernietigde vanwege de lange termijn het vonnis van de rechtbank in de zaak van de eigenaar van een administratiekantoor. Hij was eerder veroordeeld wegens het (herhaaldelijk) plegen van belastingfraude en valsheid in geschrifte.
Gedurende een periode van ongeveer 3,5 jaren had de eigenaar van het kantoor opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan, door steeds een onjuist bedrag te betalen omzetbelasting en in rekening gebrachte voorbelasting op te geven. Per saldo kreeg de verdachte hierdoor teveel omzetbelasting terug van de fiscus en heeft hij te weinig omzetbelasting afgedragen. Daarnaast heeft de verdachte tweemaal valsheid in geschrift gepleegd. Hij heeft voor de onderneming van zijn echtgenote aangiften omzetbelasting valselijk opgemaakt. Voorts heeft hij valselijk op formulieren betreffende een verzoek c.q. wijziging van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting vermeld dat hij inkomsten uit loondienst heeft ontvangen van twee accountantsbedrijven. In werkelijkheid was hij niet in dienst van deze kantoren.
Vergrijpboete
Op 9 november 2012 hadden belastingambtenaren de man laten weten dat hij voor het niet (tijdig) betalen van BTW een vergrijpboete kon verwachten. Op dat moment was volgens het Hof sprake van een ‘criminal charge’ zoals genoemd in het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat bijna een jaar later werd besloten de zaak strafrechtelijk in plaats van bestuurlijk af te doen, veranderde daar niks aan. Het Hof constateerde dat de redelijke termijn in deze zaak met ruim tien maanden was overschreden. Daarom matigde het hof het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf met één maand. De man kreeg daardoor uiteindelijk een gevangenisstraf opgelegd van negen maanden, waarvan vier voorwaardelijk.
Redelijk vermoeden
Volgens het Hof begint een strafzaak op het moment dat de verdachte redelijkerwijs kan vermoeden dat de overheid hem een straf zal gaan opleggen. Deze straf kan ook een bestuurlijke boete zijn. ‘Het opleggen van een bestuursrechtelijke boete is een ‘criminal charge’ in de zin van art. 6 EVRM. Hierbij is niet beslissend dat het vergrijp waarvoor een bestuursrechtelijke boete wordt aangekondigd naar het Nederlandse rechtsstelsel niet tot het (nationale) strafrecht behoort. Het beboetbare feit is hetzelfde feit als het strafbare feit.
Cautie
De cautie die door het bestuursorgaan is gegeven voor het beboetbare feit doet de redelijke termijn voor het strafbare feit aanvangen. ‘De redelijke termijn is overschreden’, schrijft het Hof over deze zaak. Daarop volgde vernietiging vonnis van de rechtbank, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf. Het Hof matigde de eerdere veroordeling met gevangenisstraf met één maand. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, tenzij een andere rechter gelast dat hij wel de volledige straf moet uitzitten. De verdachte had zich voor het einde van zijn proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit schuldig gemaakt. Hij had dat naar eigen zeggen gedaan uit persoonlijk gewin, omdat hij zijn lasten niet meer kon betalen. Hij heeft nog steeds een dikke belastingschuld.