Staatssecretaris Wiebes trekt zijn (pro forma) beroepschrift in cassatie naar aanleiding van een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden in. Het Hof bepaalde dat de levering van een combinatieverpakking met een Babyhaler een geneesmiddel is en het verlaagde BTW-tarief dus van toepassing is.
De zaak gaat over een ondernemer met een farmaceutisch bedrijf. Zij levert onder meer een luchtwegmedicijn. Bij kinderen tot circa 4 jaar wordt dit middel toegediend via een gezichtsmasker. In geschil was of de combinatieverpakking met een gezichtsmasker en een inhalator/medicijnverstuiver met het luchtwegmedicijn onder het lage BTW-tarief viel. Primair is in geschil of deze combinatieverpakking een geneesmiddel is als bedoeld in post a.6 van tabel I, behorende bij de Wet OB 1968.
De ondernemer heeft voor de combinatieverpakking een handelsvergunning aangevraagd als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Geneesmiddelenwet. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen ( CBG) heeft voor deze combinatieverpakking een handelsvergunning verstrekt. Het Hof leidt daaruit af dat het CBG de combinatieverpakking heeft aangemerkt als een geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en dus ook als een geneesmiddel als bedoeld in de genoemde post a.6 voor de omzetbelasting (vgl. Hoge Raad 11 november 2016, nr. 15/03115, ECLI:NL:HR:2016:2557).
Wiebes zegt over de uitspraak: ‘Het aan het oordeel van het Hof ten grondslag liggende rechtsoordeel is juist en berust voor het overige op waarderingen van feitelijke aard.’