De vermogensrendementsheffing botst niet met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Met een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem heeft de Bond voor Belastingbetalers bot gevangen in haar verzet tegen de ‘spaartaks’.
De heffing mist geen redelijke grond, bepaalde het Hof in drie door de Bond van Belastingbetalers aangespannen proefprocessen. De rechters verklaarden de hoger beroepen in die drie zaken ongegrond. De rechters zagen wel in dat als spaarders lange tijd niet aan 4 procent rendement komen er een onredelijk zware last kan zijn. Maar dat was geen argument van de eisers. Voor de procedures is de rechtsvraag: is de vermogensrendementsheffing zoals vastgelegd in artikel 5.2, eerste lid van de Wet IB 2001, op spaarsaldi naar haar aard in strijd met artikel 1, eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), zonder dat in geschil is of sprake is van een schending van de fair balance op grond van een individuele en excessieve last?
Massaal bezwaarprocedure
Ruim 15.000 belastingplichtigen hebben volgens de bond sinds 2014 gehoor gegeven aan de oproep om bezwaar te maken tegen de spaartaks. Als gevolg hiervan heeft de staatssecretaris op 26 juni 2015 besloten tot een ‘massaal bezwaarprocedure’. Dit betekent dat de uitkomst van deze rechtszaak niet alleen betrekking heeft op de belastingplichtigen die tijdig bezwaar hebben aangetekend, maar geldt voor álle belastingplichtigen in Nederland, die belasting betalen over hun vermogen. De organisatie gaf al eerder aan vastbesloten te zijn door te procederen tot aan de Hoge Raad.