Proberen kan altijd, moeten deze tandarts en zijn adviseur hebben gedacht. De tandarts gaat zijn droomvilla aan het water (laten) bouwen, inclusief binnenzwembad, sauna, botenhuis, aanlegsteiger en een dubbele garage met autolift voor de 4 auto’s. Dat kost dan € 3,6 miljoen, maar dan fluistert de adviseur de tandarts in om een van de kamers in te richten als werkkamer en een hok voor de administratie. Dan activeert de tandarts zijn droomvilla als ondernemingsvermogen en gaat hierop afschrijven om de belastbare winst met € 95.000 te drukken (in casu heeft de tandarts al een ondernemingsverlies van ruim € 100.000).Dit soort opzetjes lukken vaak. Het is immers vaste jurisprudentie dat je als ondernemer in principe vrij bent in jouw keuze om onroerende zaken al dan niet als ondernemingsvermogen te etiketteren, tenzij de grenzen der redelijkheid worden overschreden. Als sprake is van gemengd gebruik van de woning (zowel privé als in het kader van de onderneming) is er lagere jurisprudentie die zegt dat wanneer de woning voor meer dan 10% wordt gebruikt voor de onderneming die redelijkheid niet wordt overschreden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van hof Arnhem, ECLI:NL:GHARN:2004:AO8163).
Grenzen der redelijkheid
De tandarts en de adviseur hebben hun uiterste best gedaan om boven die 10% te komen (zo zou de garage van de tandarts uitsluitend zakelijk worden gebruikt), maar de inspecteur ging hier niet in mee. Ook de rechtbank gaat dit te ver. In een aantal korte overwegingen concludeert de rechtbank dat de woning slechts voor een klein deel uitsluitend wordt gebruikt in het kader van de onderneming en dat bij de keuze van de bouw voornamelijk de persoonlijke wensen van de belastingplichtige een rol hebben gespeeld. In dit geval worden volgens de rechtbank de grenzen der redelijkheid overschreden door de volledige woning als ondernemingsvermogen te etiketteren. Dat meer dan 10% van de woning wordt gebruikt in het kader van de onderneming is in dit geval voor de rechtbank niet relevant en biedt dus geen safe haven. Uitspraak van de rechtbank Den Haag ECLI:NL:RBDHA:2017:11003.