Nederland ligt niet dwars bij de Europese aanpak van belastingontwijking. Dat schrijft minister Hoekstra (Financiën) aan de Tweede Kamer. Op diverse fronten wordt juist actief meegewerkt aan initiatieven op dat vlak. Wel neemt Nederland op bepaalde punten kritisch deel aan onderhandelingen, aldus de minister.
Hoekstra reageert op Kamervragen over berichtgeving van de NOS. Daarin werd aangegeven dat Nederland dwarsligt bij de EU-brede aanpak van belastingontwijking. Niets van waar, aldus de minister. “Nederland is voorstander van een krachtige en proactieve voortzetting van de aanpak van belastingontwijking. Daartoe zet het kabinet concrete stappen in internationaal verband.” Hoekstra wijst erop dat Nederland in 2016 als voorzitter van de Raad van de EU overeenstemming heeft bereikt over een zwarte lijst van “niet-coöperatieve jurisdicties”. Die is vorige week vastgesteld.
Op nationaal niveau werkt het kabinet aan onder meer de invoering van bronheffingen op dividend, rente en royalty’s naar “low tax jurisdictions” en in misbruiksituaties. Nederland werkt ook mee aan maatregelen in OSEO- en EU-verband. “Ik herken mij dan ook niet in het beeld dat in de berichtgeving van de NOS wordt geschetst. Er is ook geen sprake van dat de inzet van Nederland in Brussel afwijkt van de inzet zoals die met uw Kamer wordt afgestemd, bijvoorbeeld in het algemeen overleg voorafgaand aan iedere Ecofinraad.”
Nederland voorstander van ‘hard law’
Ook in de EU-Gedragscodegroep, die belastingmaatregelen onderzoekt die potentieel schadelijke belastingconcurrentie opleveren, werkt Nederland mee, aldus Hoekstra. “De Gedragscodegroep houdt zich de afgelopen tijd steeds vaker bezig met het opstellen en vaststellen van richtsnoeren. Deze richtsnoeren kunnen als pseudo-wetgeving of soft law worden aangemerkt; de lidstaten committeren zich aan de toepassing ervan, maar er is geen juridisch instrumentarium om de toepassing door lidstaten af te dwingen. Dit is anders bij Europese belastingrichtlijnen waarbij de Europese Commissie (hierna: de Commissie) de lidstaten bij het niet of niet juist toepassen ervan ingebreke kan stellen en eventueel via het Hof van Justitie van de EU toepassing kan afdwingen. Deze richtlijnen worden daarom wel hard law genoemd. Nederland is altijd voorstander geweest van hard law-maatregelen, omdat hiervan een uniforme toepassing beter afgedwongen kan worden. In het verleden heeft de voorkeur voor hard law-maatregelen boven richtsnoeren van de Gedragscodegroep aanleiding gegeven tot een kritische houding van Nederland in de Gedragscodegroep ten aanzien van voorstellen voor soft law.” Het is volgens de minister niet zo dat Nederland stelselmatig de onderhandelingen over nieuwe voorstellen in de Gedragscodegroep probeert te vertragen. “De vertrouwelijkheid van de Gedragscodegroep verzet zich er vooralsnog echter tegen dat ik documenten van de Gedragscodegroep openbaar maak of verstrek aan uw Kamer of aan derden, zonder mij ervan vergewist te hebben dat deze documenten al eerder openbaar zijn gemaakt in een zogenoemde Eurowob-procedure of anderszins.”
Rulings
Hoekstra gaat onder meer in op de suggestie dat Nederland een aantal internationale afspraken op het gebied van rulings en de informatie-uitwisseling daarover niet nakomt. “Ik benadruk dat Nederland vastbesloten is alle internationale afspraken na te komen. Er is veel capaciteit van de Belastingdienst ingezet om aan de verplichtingen te voldoen. Bij mijn weten is er geen enkel land dat zoveel energie heeft gestoken om andere landen te voorzien van informatie over rulings als Nederland.” Ons land voldoet “op veel punten” aan de richtsnoeren over de voorwaarden en regels voor het afgeven van belastingrulings.
Vennootschapsbelasting
Nederland verzet zich niet tegen het EU-richtlijnvoorstel voor een gemeenschappelijke (geconsolideerde) heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, besluit de minister. “Het kabinet neemt kritisch aan de onderhandelingen deel. Deze zijn overigens vooralsnog vooral technisch van aard. Nederland frustreert de onderhandelingen niet noch dreigt het met een veto.”