Bij schenkingen en erfenissen speelt vaak de vraag wat de doen als het kind overlijdt. Als het kind een partner heeft, kan de erfenis en/of de schenking bij de partner terechtkomen. Dat is niet altijd gewenst, bijvoorbeeld omdat de relatie van de ouders met de partner niet goed is. In zo’n situatie wordt wel gebruik gemaakt van de tweetrapsmaking. De schenker of erfgenaam beslist dan wat er met de schenking of erfenis moet gebeuren als het kind overlijdt. Als de erfenis onder een tweetrapsmaking verkregen wordt, verkrijgt de erfgenaam (de bezwaarde/het kind) de erfenis. In het testament is ook opgenomen wie er nadat het kind (de bezwaarde) is overleden verkrijgt, dit noemen we de verwachter. Op die manier kun je regelen wat er met de erfenis gebeurt als jouw directe erfgenaam komt te overlijden. Ook schenkingen kunnen onder een tweetrapsmaking gedaan worden, maar die zal ik hier niet verder behandelen.
Aandachtspunten
De tweetrapsmaking heeft een aantal aandachtspunten:
- de bezwaarde moet een overzicht maken van wat hij/zij heeft geërfd;
- de verwachter moet geïnformeerd worden dat deze een erfenis kan verwachten als de bezwaarde komt te overlijden;
- de bezwaarde moet jaarlijks aan de verwachter opgeven wat er nog over is van de erfenis.
Bij de tweetrapsmaking wordt er een onderscheid gemaakt tussen de erfenis met een bewaarplicht, de fideïcommis en de erfenis met een interingsbevoegdheid, de fideïcommis de residuo.
In de literatuur bestond er verschil van inzicht over de vraag of er een dwingendrechterlijke verplichting bestaat om een jaarlijks opgave te verstrekken aan de verwachter van wat als erfenis verwacht kan worden. Of dat daar van afgezien kan worden. Onlangs heeft de rechtbank Gelderland in een uitspraak bevestigd dat er een verplichting bestaat om jaarlijks opgave te doen aan de verwachter bij een fideïcommis de residuo (tweetrapsmaking met vervreemdings- en verteringsbevoegdheid).
Bezwaar tweetrapsmaking
Hier komen we dan ook direct aan een groot bezwaar toe van de tweetrapsmaking: de bezwaarde die jaarlijks een opgave moet doen aan de verwachter. Als de bezwaarde een interingsbevoegdheid heeft, moet de verwachter nog maar afwachten of die wat zal verkrijgen. De verwachter kan blij gemaakt worden met een dode mus.
De tweetrapsmaking leidt ertoe dat bij een overlijden van de bezwaarde de erfenis “teruggaat” naar zijn oorspronkelijke erflater, waarna de verwachter van de oorspronkelijke erflater erft. Als grootvader in zijn testament heeft beslist dat na het overlijden van zijn dochter de erfenis naar zijn kleinzoon moet, is er sprake van een erfenis tussen grootouders en kleinkinderen waarop het hogere tarief van toepassing is. Tariefgroep IA (verkrijging door kleinkinderen) 18% en 36% is van toepassing. Als de kleinzoon van zijn moeder erft is de tariefgroep I 10% en 20% van toepassing. In deze situatie leidt de tweetrapsmaking tot een hogere aanslag erfbelasting.
In het geval een ongehuwde zus zonder kinderen overlijdt, kan de tweetrapsmaking voor de erfbelasting gunstig uitpakken. Als haar broer de erfenis verkrijgt, is het tarief tussen ouders en kinderen van toepassing, tariefgroep I 10% en 20%. Anders was tariefgroep II 30 en 40% van toepassing, als de broer van haar zus erft.
Bedrijfsopvolgingsregeling
Als aandelen in een besloten vennootschap vererven of geschonken worden, waarbij de bedrijfsopvolgingsregeling wordt toegepast, is het de vraag of bij een overlijden van het kind de bedrijfsopvolgingsregeling ook kan worden toegepast door de daaropvolgende erfgenamen. Bij het schenken of vererven waarbij de bedrijfsopvolgingsregeling wordt toegepast, is extra voorzichtigheid gepast.
Een belangrijk nadeel van de tweetrapsmaking is dat er over het graf heen wordt geregeerd en je de eerste verkrijger (de bezwaarde) met een last opzadelt om verantwoording af te leggen aan de verwachter. Niet elke familierelatie zal daarop berekend zijn. Daarnaast kan de tweetrapsmaking nadelig uitpakken voor de hoogte van de te betalen erfbelasting.