Het kabinet heeft op 31 januari een conceptbesluit gepubliceerd, waaruit blijkt welke categorieën van natuurlijke personen in elk geval moeten worden aangemerkt als UBO (ultimate beneficial owner) in het kader van cliëntenonderzoek dat banken, verzekeraars, advocaten, notarissen, belastingadviseurs en andere professionele dienstverleners uitvoeren. Daarnaast zijn er ook in Europees verband ontwikkelingen rondom het UBO-register. Nauta Dutilh heeft de belangrijkste ontwikkelingen op een rij gezet.
Het conceptbesluit heeft nog niet direct betrekking op het nog in te voeren Nederlandse UBO-register, maar de verwachting is dat de begripsomschrijving van UBO’s in het kader van cliëntenonderzoek zoals opgenomen in het besluit ook het uitgangspunt zal zijn voor het UBO-register, aldus Nauta Dutilh. Het concept-wetsvoorstel voor invoering van het UBO-register wordt waarschijnlijk in de eerste helft van dit jaar aangeboden aan de Tweede Kamer. Het is dus nog niet duidelijk welke criteria precies zullen gelden voor inschrijving in het UBO-register, maar het recente conceptbesluit geeft meer inzicht in de lijn die de Nederlandse regering naar verwachting zal volgen bij de implementatie van het UBO-register.
Het Nederlandse UBO-begrip
De omschrijving van het begrip UBO in het conceptbesluit is gebaseerd op het UBO-begrip in de vierde Europese anti-witwasrichtlijn (AMLD4). Het besluit geeft voor een groot aantal juridische entiteiten een niet-limitatieve opsomming van categorieën van natuurlijke personen die in elk geval kwalificeren als UBO. Hieronder staan enkele vermeldenswaardige categorieën.
BV, NV, maatschap, CV, VOF, vereniging, coöperatie en vergelijkbare entiteiten:
• Voor iedere niet-beursgenoteerde BV, NV en daarmee vergelijkbare andere juridische entiteiten kwalificeren in elk geval als UBO’s de personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de vennootschap, via
– het rechtstreeks of onrechtstreeks houden van meer dan 25% van de aandelen, de stemrechten of van het eigendomsbelang in die vennootschap, of
– andere middelen (zoals het recht om de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudende orgaan van de vennootschap te benoemen of te ontslaan).
• Voor maatschappen, CV’s, VOF’s, verenigingen, coöperaties en daarmee vergelijkbare andere rechtsvormen gelden vergelijkbare criteria als voor BV’s en NV’s, toegespitst op de betreffende rechtsvormen. De drempel van meer dan 25% wordt ook hier als uitgangspunt gehanteerd.
• Indien geen ‘echte’ UBO (op basis van zeggenschap/eigendomsbelang) valt te achterhalen, of indien er twijfel bestaat of een persoon UBO is, gelden de natuurlijke personen die behoren tot het hoger leidinggevend personeel als (pseudo) UBO’s.
Stichtingen en fondsen voor gemene rekening:
• Voor stichtingen kwalificeren in elk geval als UBO’s:
– de oprichter(s);
– de bestuurder(s);
– voor zover van toepassing, de begunstigden, of voor zover de afzonderlijke personen die de begunstigden zijn van de stichting niet kunnen worden bepaald, de groep van personen in wier belang de stichting hoofdzakelijk is opgericht of werkzaam is, en
– elke natuurlijke persoon die via andere middelen uiteindelijke zeggenschap over de stichting uitoefent.
Onduidelijk is of voor een stichting administratiekantoor (‘STAK’) alle houders van certificaten van aandelen als ‘begunstigden’ en daarmee als UBO’s moeten worden aangemerkt. Indien dat het geval zou zijn, zou dat verstrekkende gevolgen hebben voor bedrijven waarin bijvoorbeeld familieleden en/of managers participeren door middel van certificaten van aandelen: bij BV’s en NV’s kwalificeert een natuurlijke persoon in beginsel als UBO indien deze persoon een belang heeft van meer dan 25%, maar bij een STAK geldt mogelijk geen ondergrens. Zowel vanuit privacyoogpunt als om praktische redenen is dat niet wenselijk.
• In het kader van het nog te publiceren concept-wetsvoorstel ter implementatie van het UBO-register onderzoekt de Nederlandse regering momenteel of een fonds voor gemene rekening ook verplicht wordt om UBO-informatie te registreren.
Ontwikkelingen in Europa
Nauta Dutilh gaat ook in op enkele ontwikkelingen in EU-verband, zoals de vijfde Europese anti-witwasrichtlijn (AMLD5). Die zorgt ervoor dat in alle lidstaten het publiek toegang krijgt tot informatie in UBO-registers over UBO’s van vennootschappen en andere juridische entiteiten. Daarnaast worden de UBO-registers van alle lidstaten rechtstreeks met elkaar gekoppeld en informatie over UBO’s van trusts en daarmee vergelijkbare constructies wordt breder toegankelijk. AMLD5 moet nog worden goedgekeurd door de plenaire vergadering van het Europese Parlement.
“Nu diverse landen beschikken over een operationeel UBO-register, kunnen wij helaas concluderen dat de vereisten ten aanzien van het registreren van UBO’s behoorlijk uiteenlopen per lidstaat. De informatie die moet worden ingeschreven in het UBO-register verschilt per land, en tot onze verrassing kan de uitkomst van het identificeren van UBO’s afwijken per land. Dit is omslachtig voor bedrijven met dochtermaatschappijen of vestigingen in meerdere Europese landen, en voor de UBO’s van die bedrijven.”
Meer weten over Privacy-structuren en het UBO-register? Jeroen Knol praat u bij op 17 april.