De Europese Commissie had geen weet van de voortzetting van het fiscale voordeel dat multinationals in Nederland nog genoten op hun concernfinanciering. Dat was al lang gekwalificeerd als verboden staatssteun.
De commissie gaat daar alsnog onderzoek naar doen, schrijft het FD op basis van Brusselse bronnen. De betreffende afspraken zijn niet aangemeld, verzekert volgens de krant een zegsman die van het staatssteundossier op de hoogte is.
Rulingpraktijk
De concernfinanciering van multinationals is in Nederland twee decennia jaar lang fiscaal bevoordeeld. In 2003 stak de Europese Commissie daar een stokje voor, maar Nederland zette dat beleid gewoon voort tot vorig jaar. Dat kwam aan het licht uit een stapel bijlagen bij documenten over de rulingpraktijk die staatssecretaris Menno Snel van Financiën maandag naar de Tweede Kamer stuurde.
5 à 7% Vpb
Opeenvolgende bewindslieden op Financiën gaven hun fiat aan verlaging van de vennootschapsbelasting voor de financieringsactiviteiten tot 5 à 7%, in plaats van de normale 25% of meer. Het resultaat van de maatregel was een effectief belastingtarief van 7% voor inkomsten uit groepsleningen en overnamekassen, vastgelegd in een beschikking die tien jaar geldig was. In 1998 werd gemeld dat ƒ22 miljard was teruggekomen en dat voorkomen was dat nog eens ƒ11 miljard zou zijn overgeheveld. Bedrijven kregen zelfs een verdere verlaging naar 5% belasting aangeboden als ze zo veel mogelijk van het betreffende werk in Nederland zouden blijven doen. De winst op de concernfinanciering mocht worden toegerekend aan het land waar het vermogen en de groepsvorderingen waren ondergebracht. De laatste rulings die dit mogelijk maakten, verliepen op 31 december 2016.
Banenbehoud
Het belastingvoordeel (Concern Financierings Activiteiten-regime, CFA) werd in eerste instantie in 1997 gegeven door PvdA-staatssecretaris Willem Vermeend (foto), met als aanleiding een poging tot banenbehoud en het voorkomen dat hoofdkantoren verplaatst zouden worden naar landen met lagere belastingen. Pas vorig jaar kwam aan deze praktijk een einde, zo blijkt uit Snels overzicht. Het betreft volgens de staatssecretaris informatie die ‘niet eerder als zodanig naar boven is gekomen’. Dat hij er nu zelf mee naar buiten treedt, komt doordat de documenten zijn opgevraagd met een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur. Ook die zijn overigens nog niet vrijgegeven.