De advocaat-generaal van het Europese hof van Justitie heeft in een Deense zaak geconcludeerd dat een holdingmaatschappij geen recht heeft op aftrek van BTW op kosten die rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een voorgenomen maar niet gerealiseerde aandelenverkoop.
Het EU-Hof volgt in veel gevallen de conclusie van de advocaat-generaal. Het Deense C&D Foods (onderdeel van de Arovit-groep) is actief in de productie en verkoop van dierenvoeding, maar verricht ook beheer- en ICT-diensten voor een dochteronderneming. De groep zit financieel in zwaar weer en wordt in 2009 overgenomen door de IJslandse Kaupthing Bank. Een reorganisatie staat op de planning en daarvoor worden diverse dienstverleners ingeschakeld. Die worden betaald door C&D Foods. Een van de ingeschakelde dienstverleners is een advocaat die adviseert bij een conceptovereenkomst voor de verkoop van een dochter- en een kleindochteronderneming.
Er wordt echter geen koper gevonden, waarna de Deense fiscus de aftrek van de BTW op de consultancykosten weigert: de diensten zijn niet verricht aan C&D Foods en de kosten houden geen verband met BTW-belaste handelingen van C&D Foods.
Vragen aan het EU-hof
De zaak wordt voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. De vraag is of C&D Foods recht heeft op de volledige aftrek van BTW over de consultancykosten die zijn gemaakt voor een voorgenomen maar niet gerealiseerde verkoop van aandelen in een (klein)dochteronderneming. Verder wil de Deense belastingdienst weten of het van belang is of C&D voor de diensten een vast bedrag rekent dat gelijk is aan de loonkosten van de holding plus 10% winstmarge). Tot slot vraagt de fiscus zich af of de consultancykosten als algemene kosten kunnen worden afgetrokken en zo ja, onder welke voorwaarden.
Beëindiging economische activiteit
De advocaat-generaal Juliane Kokott adviseert het EU-hof te oordelen dat de voorgenomen verkoop van een deelneming waarin een belastingplichtige inmengt in het beheer moet worden beschouwd als de beoogde beëindiging van een economische activiteit. Dat betekent dat een voorgenomen aandelenverkoop binnen de werkingssfeer van de BTW valt. Kokott concludeert dat er een rechtstreeks verband is tussen de consultancykosten en de voorgenomen verkoop van aandelen. Maar de nationale rechter zou dat verband zelf moeten vaststellen. Als dat er is, bestaat géén recht op aftrek omdat de verkoop van aandelen vrijgesteld is van BTW.
Er is een duidelijk verband met de vrijgestelde aandelenverkoop in een later stadium. Daarom zijn de consultancykosten volgens Kokott geen algemene kosten. Of er een verband is met de algehele activiteiten van C&D moet alleen worden bepaald als er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld met de aandelenverkoop. Dat is het geval als de consultancykosten een kostenelement zijn van de door C&D Foods verrichte beheerdiensten. Dan zou de BTW mogelijk niet aftrekbaar zijn omdat C&D Foods als zuivere holding van haar dochtervennootschap fungeert en slechts beheerdiensten aan haar kleindochter verricht.
Gevolgen Nederlandse praktijk
Volgens PwC is in de Nederlandse praktijk de BTW-aftrek van holdingmaatschappijen vaak een punt van discussie. “De uitkomst van deze zaak zal relevant zijn voor holdingmaatschappijen die kosten maken voor de beoogde verkoop van aandelen in (klein)dochtervennootschappen.” Is er een rechtstreeks verband met een beoogde aandelenverkoop, dan is er in beginsel geen recht op aftrek. Maar wordt de deelneming gekocht door een buiten de EU gevestigde koper, dan geldt juist weer volledige aftrek. Bestaat geen rechtstreeks verband met de verkoop, dan is sprake van algemene kosten en is er ten minste gedeeltelijke aftrek. “Voor de Nederlandse rechtspraktijk moet in dit verband bovendien rekening gehouden worden met de Holdingresolutie (18 februari 1991 – VB91/347) en het besluit met betrekking tot de verkoop van aandelen (Besluit van 3 augustus 2004 – CPP2004/1709M)”, aldus PwC.
Bron: PwC