Twee aftrekposten wilde een chronisch zieke vrouw gehonoreerd zien: de kosten die zij maakte voor handwerkjes die ze verkocht en aftrek voor specifieke zorgkosten vanwege een zorgovereenkomst die ze met haar man sloot. De Hoge Raad vond dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen en legde de kwestie terug bij het Hof Arnhem Leeuwarden.
De vrouw draaide al jaren verlies over haar handwerkactiviteiten: het verkopen van wol, het ontwerpen en verkopen van borduurpakketten via een webwinkel, en het geven van naailes. Haar man verzorgt haar, en om die reden krijgt ze een persoonsgebonden budget (PGB) voor 1,9 uur zorg per week. In werkelijkheid verleende de echtgenoot 14 uren zorg per week. beweert ze. In geschil was of de handwerkactiviteiten tussen 2010 tot en met 2012 een bron van inkomen vormen. En verder of de vrouw recht heeft op aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Zij wil het verschil tussen de jaarvergoeding die zij aan haar echtgenoot voor zorg verschuldigd is en het aan haar toegekende PGB in aftrek brengen. Facturen daarvan waren niet opgemaakt.
Negatieve resultaten
Hof Arnhem-Leeuwarden vond dat de handwerkactiviteiten geen bron van inkomen, omdat ze niks opbrachten en het er ook niet naar uitzag dat het een winstgevende bezigheid zou worden. Het negatieve resultaat uit deze activiteiten is niet aftrekbaar. Verder heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat zij meer zorg nodig had dan geïndiceerd. Dan kan niet worden volgehouden dat er uitgaven vanwege ziekte of invaliditeit zijn gedaan. Verder vond het Hof het ook wel normaal dat man en vrouw voor elkaar zorgen bij ziekte en tegenslag: de werkzaamheden van de echtgenoot gaan niet uit boven de gebruikelijke wederzijdse bijstand die van echtgenoten mag worden verwacht. De kosten zijn niet aftrekbaar. Het hoger beroep is ongegrond.