Een Limburgse zelfstandig consultant werkt in 2014 voor een periode van zes maanden voor een opdrachtgever in Amsterdam. Hij huurt daar een studio – met kookplaat – waar hij van zondagavond tot en met vrijdag verblijft. Een jaar later heeft hij van februari tot december een klus in Tilburg. Daar huurt hij voor die periode een kamer met magnetron voor de zondagavond tot en met de vrijdag.
Tijdens zijn verblijf in Amsterdam en Tilburg heeft de man alle maaltijden, van ontbijt tot en met diner, buiten de deur gegeten. Het gaat in 2014 om bijna € 2.900 en in 2015 om bijna € 6.200. Hij breng die kosten voor 73,5% in aftrek bij zijn IB-aangiften. Maar de Belastingdienst gaat daar niet mee akkoord. Die vindt dat de “verteerkosten” niet in de ondernemingssfeer liggen, maar louter in de persoonlijke sfeer.
Overwegend privékosten: niet aftrekbaar
De consultant stapt naar de rechter en die geeft, net als later het gerechtshof, de fiscus gelijk. De verblijfskosten worden opgeroepen door het verrichten van werkzaamheden of het uitvoeren van een opdracht ter plaatse, de “eigen verteerkosten” hebben een overheersend privékarakter vanwege de noodzaak om te eten en te drinken en zijn daarom niet aftrekbaar. Door die noodzaak maakt het niet uit of de maaltijd thuis of buiten de deur wordt gebruikt. Die keuze “is een keuze om zijn leven op een bepaalde wijze in te richten, en die keuze berust op overwegend persoonlijke motieven die eveneens gelden wanneer hij thuis dergelijke uitgaven zou doen”, zo oordeelt het gerechtshof.
Gemengde kosten
De Hoge Raad kijkt er in cassatie anders tegenaan. Die stelt dat kosten die zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming in beginsel, ongeacht de omvang ervan, aftrekbaar zijn. “Het vorenstaande neemt niet weg dat indien een ondernemer kosten maakt uitsluitend ter bevrediging van zijn persoonlijke behoeften, die kosten een zakelijk karakter ontberen en daarom bij de bepaling van de winst uit onderneming buiten aanmerking blijven.” Maar kosten die op zakelijke gronden zijn gemaakt, kunnen tegelijk ook de persoonlijke belangen en voorkeuren van de ondernemer dienen. Dat zijn zogenoemde gemengde kosten.
De raad verwijst verder naar de systematiek die sinds 1997 geldt, waarbij niet meer rekening wordt gehouden met de privébesparing die iemand realiseert door het maken van de gemengde kosten. “Met het privé-element van verteerkosten als gemengde kosten wordt alleen rekening gehouden door toepassing van de aftrekbeperking van artikel 3.15 Wet IB 2001.”
Niet uitsluitend voor persoonlijke behoeften
Daardoor is het hof zijn boekje in de eerdere uitspraak te buiten gegaan, oordeelt de Hoge Raad. “Het hof heeft geoordeeld dat de verteerkosten een overheersend privékarakter hebben vanwege de noodzaak om te eten en te drinken. Met dit oordeel heeft het hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat de verteerkosten vanwege die noodzaak in hun geheel een zakelijk karakter ontberen. Dat oordeel geeft […] blijk van een onjuiste rechtsopvatting omdat de noodzaak om te eten en te drinken op zichzelf beschouwd niet meebrengt dat de verteerkosten in hun geheel uitsluitend zijn gemaakt ter bevrediging van persoonlijke behoeften van belanghebbende.”
In beginsel moet worden aangenomen dat naast de verblijfkosten ook de verteerkosten gemaakt zijn met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. “Dat is alleen anders voor zover de aanleiding voor het belopen van die kosten uitsluitend in de privésfeer zou zijn gelegen. De enkele omstandigheid echter dat kosten van maaltijden buiten de deur hoger zijn dan die van maaltijden die thuis worden bereid en genuttigd, brengt niet mee dat de aanleiding voor het belopen van die kosten uitsluitend in de privésfeer is gelegen.”
De man kan de gemaakte kosten voor eten en drinken dus alsnog in aftrek brengen.