In de belastingplannen 2018 is een maatregel gepresenteerd om de loonheffingskortingen (waaronder de Arbeidskorting en Algemene Heffingskorting) te beperken voor werknemers die niet in Nederland woonachtig zijn. Het gaat hier om het belastingdeel van deze kortingen. Dit kan (grote) nadelige effecten hebben op het nettoloon van die werknemers. Het is zaak dit tijdig te inventariseren en hen te communiceren.
Voor wie geldt dit?
Door de maatregel zijn er vanaf 2019 drie groepen werknemers:
- Woonachtig in Nederland
- Woonachting in de landenkring (EU en gelijkgestelde landen)
- Woonachting buiten de landenkring
Als werkgever ben je verplicht om vast te stellen in welk land de werknemer woonachtig is. Hier moet je kijken naar de feitelijke omstandigheden. Een tijdelijk adres in een vakantiewoning in Nederland is niet voldoende om te concluderen dat de werknemer woonachtig is in Nederland. Verder onderzoek kan noodzakelijk zijn. Maar ook hier gelden de privacyregels. De werkgever mag uiteraard vragen naar de woonomstandigheden van de werknemer, maar feitelijk onderzoek hiernaar uitvoeren is niet toegestaan. Bij twijfel kan er om een woonplaatsverklaring worden gevraagd, maar dit kan een langdurige procedure zijn, zeker als deze verklaring buiten Nederland moet worden aangevraagd.
Gevolgen van de maatregel
De maatregel gaat over het belastingdeel van de loonheffingskortingen en bepaalt dus hoeveel loonheffing de werknemer betaalt. Uiteindelijk is dit bedrag integraal van invloed op het nettoloon van de werknemer. Het effect wordt merkbaar vanaf een belastbaar inkomen op maandbasis vanaf €423,-. Voor een werknemer die niet in Nederland woont, zal het verschil al snel oplopen tot ongeveer €50,- en dus €50,- netto lager loon ontvangen dan een collega die in Nederland woont.
Dit verschil blijft tot zo’n €1.746,- per maand gelijk. Door de afbouw van de heffingskortingen worden de effecten hierna kleiner. Bij een belastbaar loon van ongeveer €2.840,- is het verschil voor een werknemer binnen de landenkring ongeveer €35,-. Dit loopt verder terug naar €0,- bij een inkomen van €7.560,-
Voor werknemers buiten de landenkring is het verschil nog groter, namelijk maximaal €120,-. Dit grotere verschil wordt veroorzaakt, doordat de werknemers binnen de landenkring nog wel recht hebben op het belastingdeel van de Arbeidskorting en de werknemers daarbuiten niet.
Conclusie
We zien een effect optreden bij de lage- en middeninkomens voor werknemers die niet in Nederland wonen. Bedrijven in de grensstreek zullen hier zeker mee te maken krijgen. Het is aan te raden om hier vooraf over te communiceren met je werknemers en de effecten goed te inventariseren.
Eventueel kan een in het buitenland woonachtige werknemer die toch volledig belastingplichtig is in Nederland de gemiste heffingskorting via de IB alsnog ontvangen.
Werkgevers die nettoloonafspraken hebben, zullen worden geconfronteerd met hogere loonkosten voor werknemers die niet in Nederland woonachtig zijn. Ook hier geldt dat dit via de IB van de werknemer kan worden verrekend. In dat geval heeft de werknemer dus een duidelijk voordeel, dat in feite ten laste komt van zijn werkgever.
Werkgevers die veel werken met arbeidsmigranten zullen extra alert moeten zijn op de feitelijke woonplaats van de werknemer, omdat dit tot onverwachte verschillen kan leiden. Zij zullen bedacht moeten zijn op de inkomenseffecten per 1 januari en extra terughoudend moeten zijn met nettoloonafspraken.
NB: De cijfers in deze blog zijn gebaseerd op de voorlopige cijfer gepubliceerd op Prinsjesdag 2018.
Door Leo Overvoorde. Hij is verantwoordelijk voor de productontwikkeling van Unit4 Personeel & Salaris.
Benieuwd naar alle gevolgen van de nieuwe regels per 2019? Bezoek dan onze Masterclass 2018-2019. Klik hier voor meer informatie.