Hervorming van het stelsel van fiscale ondernemersfaciliteiten of afschaffing van faciliteiten is nu niet aan de orde, schrijft staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer. Keijzer reageert in de Kamerbrief op het kritische OESO-landenrapport Nederland 2018 en op een onderzoek van onderzoeksbureau SEO naar de effectiviteit en doelmatigheid van acht fiscale ondernemersregelingen in de inkomstenbelasting. Daarbij gaat het om de zelfstandigenaftrek (ZA), de MKB winstvrijstelling (MWV), de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de willekeurige afschrijving voor starters (WAS)2 , de startersaftrek (SA), de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (SAO), de fiscale oudedagsreserve (FOR) en de meewerkaftrek (MA).
De staatssecretaris gaat in de brief per fiscale maatregel in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de twee rapporten.
Eerste schijf
Dat hervorming niet aan de orde is wil niet zeggen dat het kabinet in het geheel geen maatregelen neemt ten aanzien van de fiscale ondernemersfaciliteiten, schrijft Keijzer. De staatssecretaris wijst daarbij op de aftrek van regelingen die in het Belastingplan 2019 beperkt worden tot het tarief van de eerste schijf van de inkomstenbelasting. Het kabinet heeft bovendien voorstellen aangekondigd dat indien sprake is van een arbeidsovereenkomst bij laag tarief, waarvan de criteria voor afbakening nader worden uitgewerkt, er altijd sprake is van een arbeidsovereenkomst. ‘Bij de uitwerking van laatstgenoemde maatregel zal het kabinet ook aandacht besteden aan de doorwerking daarvan naar de ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting.’
‘Bouwstenen voor fiscale stelselverbeteringen’
Dit neemt niet weg dat er redenen zijn om op langere termijn te kijken of het stelsel van regulering van werk goed aansluit bij de huidige en toekomstige arbeidsmarkt en hoe dit beter kan, schrijft Keijzer. ‘Het kabinet heeft een Commissie regulering van werk ingesteld. Daarnaast heeft de staatssecretaris van Financiën aangekondigd bouwstenen voor fiscale stelselverbeteringen voor het volgende kabinet klaar te leggen, met als belangrijkste insteek vereenvoudiging voor burgers, bedrijven en de Belastingdienst. De inzichten van de commissie zullen daar te zijner tijd bij worden betrokken.’
Een meer integrale visie op de toekomst van de fiscale ondernemersfaciliteiten kan in de ogen van het kabinet slechts worden ontwikkeld door de kosten- en risicoverschillen die behalve door de fiscaliteit, door het arbeidsrecht en de sociale zekerheid worden veroorzaakt, in samenhang te bezien. De commissie zal ook aandacht hebben voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van haar voorstellen. De discussie over verdere aanpassingen van de regelingen is er een die moet worden gevoerd naar aanleiding van het rapport dat de commissie oplevert.