Volgens recente Europese jurisprudentie zou de verrekening van BTW bij de verhuur van vakantiewoningen en de verkoop van vakantiereizen anders moeten. Dit geldt wanneer de ondernemer onderdelen van de reis niet zelf verzorgt maar inkoopt van derden. Denk aan het Italiaanse vakantiehuisje, eigendom van een lokale ondernemer. Alleen nog maar BTW afdragen over de toegevoegde waarde. Marco de Weerd belicht de praktische gevolgen.
Wanneer een ondernemer, dit kan ook een vereniging of stichting zijn, op eigen naam reizen verkoopt dan komt de reisbureauregeling voor de BTW in beeld. Dit is het geval wanneer de ondernemer een deel of meerdere delen van een reis niet zelf verzorgt, maar betrekt via andere leveranciers, dienstverleners, verhuurders.
Recente Europese jurisprudentie maakt de regeling complexer. De ondernemer betaalt dan geen BTW over de totale reissom maar slechts over de behaalde winstmarge. Leuk? Er staat wel tegenover dat de BTW op ingekochte reishandelingen niet volledig aftrekbaar is.
Recente jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie maakt de reisbureauregeling een stuk complexer. Volgens uitspraken van het Europese Hof geldt nu dat ook bij vooruitbetalingen reeds BTW moet worden afgedragen aan de Belastingdienst. Zelfs wanneer het slechts gaat om de eenvoudige verhuur van een vakantiewoning.
Het recente arrest Alpenchalets heeft tot gevolg dat de reisbureauregeling van toepassing is op de enkele verhuur van een vakantiewoning, ook als geen sprake is van aanvullende prestaties. In dit artikel wordt ingegaan op de berekening van de bij vooruitbetalingen verschuldigde BTW en de gevolgen voor ondernemers die louter een vakantiewoning verhuren. Op 19 december jl. heeft het Europese Hof een tweetal arresten gewezen die naar onze verwachting grote impact zullen hebben op de BTW-behandeling van ondernemers in de reisbranche.
-
Zaak Skarpa Travel
Als een reisondernemer op eigen naam pakketreizen binnen de EU aanbiedt en onderdelen van dit pakket inkoopt bij andere (reis)ondernemers, dan dient deze reisondernemer 21% BTW te betalen uit de marge die hij op deze ingekochte reisonderdelen behaalt (de zogenoemde ‘reisbureauregeling’).
Skarpa Travel (hierna Skarpa) droeg de door haar verschuldigde marge-BTW pas af op het moment dat de pakketreis was verricht en de behaalde marge-BTW ook feitelijk bekend was. Deze methode wordt, zo is onze ervaring, ook toegepast in de Nederlandse praktijk. In de reiswereld wordt van de reiziger vrijwel altijd een vooruitbetaling/voorschot op de reissom gevraagd. Met BTW-verschuldigdheid over deze voorschotten wordt, en zo ook in de Skarpa casus, op het moment van ontvangst geen rekening gehouden: dat gebeurt dus pas als de reis is verricht en de winstmarge definitief bekend is.
In het arrest inzake Skarpa heeft het Europese Hof geoordeeld dat de reisondernemer al wel BTW verschuldigd is (en dus op aangifte moet voldoen) als voorschotten worden ontvangen. Het hof heeft beslist dat de verschuldigde marge-BTW als volgt berekend moet worden:
- Op het moment van ontvangst van de vooruitbetaling/het voorschot is BTW verschuldigd over het in deze vooruitbetaling vooraf ingeschatte marge-aandeel dat op de betreffende reis is begroot. Bij het inschatten van deze te belasten marge op de vooruitbetaling moet de reisondernemer al wel rekening houden met de inkoopprijs van reishandelingen die op dat moment al bekend en ingekocht zijn;
- Op het moment van ontvangst van het restant van de reissom geldt in wezen dezelfde regel: er moet over het ingeschatte marge-aandeel in de restantbetaling BTW worden afgedragen, zij het dat de BTW-heffing over de marge definitief kan worden vastgesteld als de prijs van alle ingekochte reishandelingen bekend is.
- Mocht op een later moment het totaal van de werkelijke ingekochte reishandelingen pas bekend worden, dan zal het reisbureau de eerder gedane BTW-aangiften op dat latere moment nog moeten corrigeren.
Voorbeeld n.a.v Skarpa
- Totale reissom € 20.000.
- Aanbetaling € 3.000, ontvangen op 31-3.
- Betaling restant van de reissom ad € 17.000, ontvangen op 30-6.
- Op voorhand ingeschatte kosten van ingekochte reishandelingen € 15.000 incl. BTW.
- Op 30-6 definitief bekende ingekochte reishandelingen € 12.000 incl. BTW en nog € 3.500 incl. BTW aan facturen voor ingekochte reishandelingen te verwachten.
- Werkelijke kosten ingekochte reishandelingen zijn bekend op 30-9 en bedragen € 16.000 incl. BTW.
Verschuldigde BTW bij ontvangst aanbetaling
Op moment van ontvangst van de aanbetaling op 31-3 ad € 3.000 is BTW verschuldigd over de in deze aanbetaling inbegrepen geschatte marge. De aanbetaling is 15% van de totale reissom, daarom moet ook BTW worden voldaan uit 15% van de verwachte marge ad € 5.000: 21/121e x (15% van € 5.000) = € 130.
Verschuldigde BTW bij ontvangst restant reissom
Als op 30-6 het restant van de reissom ad € 17.000 wordt ontvangen, is BTW verschuldigd over de op dat moment ingeschatte marge, rekening houdend met:
- de reeds bekende ingekochte reishandelingen, de nog te verwachten kosten van in te kopen reishandelingen; en
- de bij de aanbetaling reeds afgedragen marge-BTW.
BTW moet worden voldaan uit het volgende marge-bedrag: € 20.000 – (€ 12.000 + € 3.500): 21/121 x € 4.500 = € 781. Hiervan mag worden afgetrokken de BTW die reeds betaald is over de aanbetaling. Op 30-6 is derhalve verschuldigd: € 781 – € 130 = € 651.
Op 30-6 is dus in totaal voor deze reis een bedrag aan marge belast van € 750 + € 3.750 = € 4.500
Verschuldigde BTW als werkelijke kosten ingekochte reishandelingen bekend zijn
s op 30-9 de werkelijke reiskosten bekend zijn, blijkt de werkelijke marge slechts € 4.000 te zijn geweest (€ 20.000 – € 16.000). In dit marge-bedrag is € 694 aan BTW begrepen. Omdat reeds € 781 aan BTW is voldaan, is op 30-9 nog terug te ontvangen (te corrigeren): € 781 – € 694 = € 87.
Per saldo wordt voor deze pakketreis dus uiteindelijk € 694 BTW betaald uit de werkelijke marge van € 4.000.
Belangrijk!
In de Nederlandse reiswereld wordt voor het berekenen van de marge-BTW volgens de reisbureauregeling veelal gebruik gemaakt van de zogenoemde globalisatieregeling. Daarbij wordt de marge-BTW per aangiftetijdvak berekend over het saldo van de in dat tijdvak ontvangen EU-reisgelden verminderd met de in dat tijdvak ingekochte EU-reishandelingen. Voor deze globalisatieregeling heeft het onderhavige Skarpa-arrest naar onze mening dan dus geen gevolgen. Overigens is de berekening van de marge-BTW volgens de globalisatieregeling door het Europese Hof in 2014 voor de reisbureauregeling als in strijd met de Europese richtlijn geoordeeld, maar de Staatssecretaris van Financiën heeft op dat punt tot nu toe nog geen acties ondernomen. De vraag is wat de staatssecretaris gaat doen met de uitkomst van het onderhavige Skarpa-arrest. Voor reisondernemers die de (juiste) individuele margeberekening toepassen, zal het Skarpa-arrest naar onze inschatting namelijk een gigantische administratieve rompslomp gaan opleveren.
-
Zaak Alpenchalets Resorts GmbH
De reisbureauregeling is van toepassing bij de verkoop van een (pakket)reis indien en voor zover daarin reishandelingen zijn begrepen die van andere (reis)ondernemers worden ingekocht. In de zaak Alpenchalets Resorts GmbH was de vraag aan de orde of de reisbureauregeling ook van toepassing is als er geen pakketreis wordt verkocht, maar louter en alleen een vakantiewoning ter beschikking wordt gesteld die wordt gehuurd van een andere BTW-ondernemer. De Europese rechter heeft beslist dat “de enkele terbeschikkingstelling door een reisbureau van een vakantiewoning die is gehuurd van een andere belastingplichtige, of een dergelijke terbeschikkingstelling van een vakantiewoning samen met aanvullende prestaties, ongeacht het belang van deze aanvullende prestaties, één enkele dienst vormt die valt onder de bijzondere regeling voor reisbureaus.”
Wij verwachten dat deze uitspraak de nodig impact heeft op een deel van de Nederlandse reisbranche. Nederlandse reisondernemers die op eigen naam binnen de EU slechts losse hotelovernachtingen en vakantiebungalows verhuren en daarbij geen aanvullende prestaties verrichten, passen volgens de huidige Nederlandse uitleg de reisbureauregeling niet toe. Momenteel wordt het standpunt ingenomen dat sprake is van een dienst die belast is volgens de normale BTW-regels. Vanuit de Nederlandse optiek is BTW verschuldigd waar het hotel/appartement is gelegen. Dit betekent dat bij verhuur van een van een andere ondernemer ingehuurde vakantiebungalow in Nederland het verlaagde BTW-tarief wordt toegepast. Ook dat is op basis van Alpenchalets niet meer mogelijk!
Voorbeeld 1 (n.a.v. Alpenchalets)
In Nederland gevestigde reisondernemer verhuurt in EU-land X van derden ingehuurde losse appartementen aan (reis)consumenten.
Inhuur appartementen: € 10.000 + € 1.000 lokale BTW, samen € 11.000.
Verhuur appartementen: € 15.000 + € 1.500 lokale BTW, samen € 16.500.
Situatie nu:
Aan de lokale fiscale autoriteiten van EU-land X moet per saldo € 1.500 – € 1.000 = € 500 worden afgedragen.
Het nettorendement voor de reisondernemer is € 15.000 – € 10.000 = € 5.000.
Situatie n.a.v. uitspraak Alpenchalets Resorts GmbH:
Reisbureauregeling is van toepassing. Uitgaande van een gelijkblijvende bruto verkoopprijs zal deze reisondernemer Nederlandse BTW verschuldigd zijn over de marge die hij met deze verhuur behaalt. Deze BTW is 21/121e maal (€ 16.500 – € 11.000) = € 955. Zijn netto nettorendement bedraagt nu € 5.500 – € 955 = € 4.545. Dit rendement is aanzienlijk lager dan het rendement in de huidige situatie.
Voorbeeld 2 (n.a.v. Alpenchalets)
Nederlandse reisondernemer verhuurt in Nederland van derden ingehuurde vakantiebungalows. Huidige situatie: inhuur appartementen € 20.000 + € 1.800 BTW,
verhuur € 30.000 + € 2.700 BTW.
Nettomarge € 10.000.
Wil de reisondernemer eenzelfde nettomarge behalen onder toepassing van de reisbureauregeling dan wordt zijn verhuurprijs € 33.900 (nettomarge is dan (€ 33.900 -/- € 21.800) maal 21/121e = € 10.000).
Benieuwd naar reactie Staatssecretaris
Wij zijn benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris van Financiën in deze zaak. Wij verwachten toch wel dat Nederland zich aan deze uitspraak zal (moeten) conformeren, maar dat er wel in een overgangsregeling zal worden voorzien. Zolang het beleid in Nederland niet is aangepast, kunnen reisondernemers hun huidige handelwijze voortzetten.
Mr Marco de Weerd is fiscalist bij MTH