De Hoge Raad heeft in een recente uitspraak aangegeven dat een belastingadviseur spontaan advies moet geven over mogelijke fiscale consequenties als hij weet dat de klant daarvan een verkeerde voorstelling van zaken heeft.
Het hoogste rechtscollege volgt daarmee de conclusie die de advocaat-generaal eerder dit jaar nam in de zaak. Die draait om een in België woonachtig echtpaar met een eigen bedrijf. In 2005 kopen zij (privé) een bedrijfspand in Valkenswaard, dat in de IB-aangiften in box 1 terechtkomt. In 2006 schenkt het paar aan hun kinderen aandelen in de Belgische vennootschap die voor 75% eigenaar is van de overkoepelende holding, onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik. Daarna worden nog drie andere panden gekocht ten behoeve van het bedrijf.
Van box 1 naar box 3
In 2009 neemt de Belastingdienst contact op: de aangifte over 2006 is niet juist. Er is geen rekening gehouden met de overdracht van de aandelen. ‘Als gevolg van deze overdracht verschuift het pand in Valkenswaard alsmede de schuld met betrekking tot het pand van box 1 naar box 3. Wij willen u vriendelijk verzoeken bij het opleggen van de definitieve aanslag rekening te houden met bovengenoemde verschuiving.’ Daarna worden de panden (tot en met 2011) in box 3 opgenomen. In 2013 laat Ahold zijn oog vallen op het Valkenswaardse bedrijfspand: ideaal voor een supermarkt. Er wordt een koopovereenkomst getekend, maar de overname ketst uiteindelijk af.
Hof: advies niet verplicht
Het paar heeft bij de rechtbank en het gerechtshof zonder succes een schadevergoeding geëist van de belastingadviseur. Het kantoor heeft onjuist geadviseerd over de fiscale gevolgen van het voorbehoud van het recht van vruchtgebruik, en de aangiftes IB over 2006 tot en met 2011 onjuist opgesteld, vinden zij. Het hof oordeelde onder meer dat het kantoor niet verplicht was om het paar te adviseren over de fiscale positie met betrekking tot het bedrijfspand. ‘Volgens het hof is dit hier niet het geval omdat eisers hun positie ten opzichte van het bedrijfsvermogen zoveel mogelijk ongewijzigd wilden laten. Bij het uitvoeren van het advies ontstond er geen verandering in hun (fiscale) positie in relatie tot het bedrijfspand.’ Belastingschade is niet aangetoond.
Verwachtingen klant leidend
De Hoge Raad is in cassatie gevoelig voor het argument van het echtpaar dat zij er bij de aankoop van het bedrijfspand van uitgingen dat de resultaten daarvan na beoogde herstructurering van het vermogen in box 3 zouden worden belast. Op advies van het kantoor hebben zij daarom het pand in privé aangekocht.
Het gerechtshof heeft die stelling ten onrechte verworpen als onvoldoende onderbouwd, vindt de Hoge Raad. ‘Indien de juistheid van de bewuste stellingen komt vast te staan, kan dat een ander licht werpen op de verplichting van [het kantoor] tot advisering in verband met de schenking. Of [het kantoor] in die advisering mede de gevolgen van de schenking voor de fiscale positie van het bedrijfspand had moeten betrekken, wordt immers mede bepaald door de voor [het kantoor] kenbare verwachtingen die [eisers] over die fiscale positie hadden.’
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moet zich nu over de zaak buigen.
Uitspraak: HR2019:418