Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelt net als de belastingdienst dat aanschafkosten voor een zonnepaneleninstallatie niet kunnen worden afgeboekt op een herinvesteringsreserve (HIR), omdat niet aannemelijk is dat de afschrijvingstermijn van een zonnepaneleninstallatie maximaal tien jaar is.
Een man en zijn echtgenote dreven samen een akkerbouwbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma. In 2009 en 2010 werden melkquota verkocht, voor de boekwinst daarover werd een HIR gevormd. In 2013 schafte de vof een zonnepaneleninstallatie aan. In zijn IB-aangifte boekte de man de kosten van de aangekochte zonnepaneleninstallatie af op de HIR, maar de fiscus ging daar niet mee akkoord.
In geschil was of de inspecteur de afschrijvingstermijn van de zonnepaneleninstallatie ten onrechte op twintig jaar gesteld en of de zonnepanelen en de omvormers twee afzonderlijke bedrijfsmiddelen vormen. Volgens de akkerbouwer hebben omvormers namelijk een economische levensduur van hooguit tien jaar. De afschrijvingsduur zal dus hooguit tien jaar bedragen, stelde de vof. Ten aanzien van de omvormer en de zonnepanelen als twee afzonderlijke bedrijfsmiddelen oordeelt het hof in navolging van de rechtbank dat beide onderdelen dienstbaar aan elkaar zijn en onvoldoende zelfstandig om te kunnen spreken van afzonderlijke bedrijfsmiddelen.
Afschrijvingstermijn
Over de afschrijvingstermijn voerde de akkerbouwer aan dat de technische levensduur van de zonnepaneleninstallatie weliswaar meer dan tien jaar is, maar dat de economische levensduur minder dan tien jaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is de terugverdientijd van de investering een onjuiste maatstaf om de levensduur van een bedrijfsmiddel vast te stellen. ‘De terugverdientijd geeft immers slechts aan wanneer de initiële investering is terugverdiend, maar zegt weinig tot niets over de economische levensduur. Veeleer is aannemelijk dat de economische levensduur langer zal zijn dan de terugverdientijd. Een bedrijfsmiddel kan immers doorgaans nog steeds (economisch rendabel) gebruikt worden nádat de investering is terugverdiend. Dat dit in het onderhavige geval anders zou zijn, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. De garanties waarnaar belanghebbende verwijst onderbouwen evenmin een economische levensduur van tien jaar of korter. Veeleer wijzen de gegeven garanties op een langere economische levensduur dan de verstrekte garantietermijn. Het is naar maatschappelijke opvatting immers gebruikelijk dat garanties niet worden gegeven voor de gehele levensduur van bedrijfsmiddelen, maar slechts voor een gedeelte daarvan.’
Omdat de zonnepaneleninstallatie niet in maximaal tien jaar wordt afgeschreven kan de akkerbouwer de aanschafkosten van de zonnepaneleninstallatie niet afboeken op de HIR, oordeelt het hof.
Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2019:77