Vrijstelling van de schenkbelasting met een beroep op het voldoen aan een natuurlijke verbintenis is lastig aan te tonen, bleek onlangs bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
De vrouw om wie de zaak draaide was op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Zij en haar echtgenoot verkregen ieder de onverdeelde helft van het recht van erfpacht op een villa die op een opengesteld landgoed staat. Bij akte van schenking leverde de echtgenoot zijn aandeel om niet aan de vrouw. Drie jaar later deed ze voor € 596.263,90 afstand van haar recht van erfpacht.
In de aangifte schenkbelasting werd een beroep gedaan op de bijzondere vrijstelling van artikel 7 van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) en toegelicht dat het een schenking van een opengesteld NSW-landgoed betreft. Zo’n vrijstelling wordt echter teruggenomen als binnen 25 jaar na de schenking de begunstigde het landgoed vervreemdt. De fiscus legde daarom een aanslag schenkbelasting op.
De echtgenoot voerde daarop bij de fiscus aan dat bij hem een morele verplichting bestond tot het doen van de gift aan zijn echtgenote omdat ze een aanzienlijke betalingsverplichting van hem was nagekomen. Ook meldde hij dat de waarde van het registergoed nihil is, en dat hetgeen de bloot-eigenaar heeft betaald een vergoeding vormt voor gedane investeringen in het registergoed.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch gaat daar echter niet in mee. Het echtpaar heeft volgens de rechter niet aannemelijk gemaakt dat inderdaad sprake was van een natuurlijke verbintenis. Naar het oordeel van het Hof is sprake van een belastbare schenking en heeft de schenking niet gestrekt tot voldoening aan een natuurlijke verbintenis. ‘Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbende met al hetgeen zij heeft aangevoerd haar stelling dat zij en haar echtgenoot bij de schenkingsakte iets anders voor ogen hebben gehad dan uit de schenkingsakte kan worden afgeleid namelijk dat de echtgenoot, op het moment van de levering de intentie had om het registergoed aan belanghebbende te schenken en dat belanghebbende de intentie had het registergoed als schenking te aanvaarden tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt. De stelling van belanghebbende dat voor haar hetzelfde behoort te gelden als voor haar echtgenoot, die de aangifte schenkbelasting heeft gedaan en geen schenkbelasting is verschuldigd, faalt.’
Wel vermindert het Hof de aanslag, omdat de waarde van de schenking te hoog is vastgesteld.
Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2019:378