Een gemeente die een sportaccommodatie beschikbaar stelt voor gebruik door een school, heeft geen recht op een extra bijdrage uit het BTW-compensatiefonds, zo heeft de Hoge Raad geoordeeld.
Een gemeente heeft een sportaccommodatie laten bouwen en heeft de daarmee verband houdende omzetbelasting van 2009 tot en met 2012 volledig in aftrek gebracht. De sportaccommodatie is in oktober 2012 in gebruik genomen. De accommodatie wordt onder schooltijd ter beschikking gesteld aan een katholieke basisschool en kan daarnaast tegen een vergoeding worden gebruikt door een sportvereniging en particulieren.
Geen BTW-ondernemer
De Belastingdienst oordeelt dat de gemeente niet als BTW-ondernemer kan worden aangemerkt voor het ter beschikking stellen van de sportlocatie aan de basisschool. De afgetrokken BTW wordt nageheven. De fiscus stelt vast op welke bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (BCF) de gemeente kan rekenen voor de jaren 2010, 2011 en 2012 en weigert na verzoek een extra bijdrage wegens de terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie aan de basisschool.
Juistheid aanslagen opnieuw beoordelen
De rechter gaat mee in het oordeel van de Belastingdienst. Er is geen recht op extra BCF-bijdrage omdat de de gemeente de sportaccommodatie gebruikt om aan een individuele derde (de basisschool) ter beschikking te stellen. Het gerechtshof verwijst de zaak in hoger beroep terug naar de fiscus – die aangeeft een extra bijdrage te heroverwegen – om ‘te bewerkstelligen dat, in de aldus heropende behandeling van het bezwaar, het geschil niet is beperkt tot de beschikkingen inzake het BTW-compensatiefonds maar breder wordt opgelost door de materiële juistheid van de naheffingsaanslagen opnieuw te beoordelen, dit laatste zonodig zonder acht te slaan op de abusievelijke intrekking van de beroepen betreffende deze naheffingsaanslagen, opdat een onderling consistent resultaat wordt bereikt.’
Aanslagen onherroepelijk
Maar Financiën stapt naar de Hoge Raad. Het hof had tot uitgangspunt moeten nemen dat het punt van het recht op aftrek van omzetbelasting geen deel kan uitmaken van de onderhavige procedure bij het Hof, die de toepassing van de Wet BCF betreft. De gemeente heeft de beroepen tegen de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting ingetrokken, overweegt de Hoge Raad. ‘Dat brengt mee dat die naheffingsaanslagen onherroepelijk zijn komen vast te staan. Voor de toepassing van artikel 3 van de Wet BCF is daarmee ook komen vast te staan dat belanghebbende bij de terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie aan de basisschool anders dan in het kader van haar onderneming heeft gehandeld. Het oordeel van het hof dat de uitspraken van de rechtbank en die van de inspecteur betreffende de beschikkingen moeten worden vernietigd omdat de Inspecteur “de materiële juistheid van de naheffingsaanslagen” opnieuw diende te beoordelen, geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting.’
Geen prestatie aan collectiviteit
Het betoog dat de gemeente met het ter beschikking stellen van de accommodatie activiteiten verrichten jegens het collectief van (jeugdige) inwoners van de gemeente en niet aan de individuele basisschool die de sportaccommodatie gebruikt, wordt verworpen. ‘Een bijdrage wordt uitgesloten in situaties waarin een goed ter beschikking wordt gesteld aan een of meer individuele derden. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende de sportaccommodatie aan een individuele basisschool ter beschikking stelt voor het verzorgen van het bewegingsonderwijs ten behoeve van de leerlingen van die school. In deze vaststelling, die door belanghebbende niet is bestreden, ligt besloten de vaststelling dat met de terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie aan deze school sprake is van terbeschikkingstelling aan een individuele derde en niet van een prestatie aan een collectiviteit.’ Een extra bijdrage is daarom uitgesloten.
Uitspraak: ECLI:NL:HR:2019:1446