De SRA heeft haar reactie gepubliceerd op het Belastingplan 2020. De organisatie pleit onder meer voor een stabiele en geleidelijk oplopende marginale belastingdruk. Ook moeten aanpassingen sneller worden doorgevoerd, vindt de SRA. ‘Geleidelijke aanpassingen maken het voor bedrijven en particulieren moeilijk, zo niet onmogelijk, om de toekomstige belastingdruk in te kunnen schatten.’
Inzetten op lastenverschuiving en lastenverlichting van burgers en nationale ondernemingen ten laste van het grote internationale bedrijfsleven, is verstandig, vindt de SRA. ‘Nog verstandiger is het als serieus wordt ingezet op een stabiele en geleidelijk oplopende marginale belastingdruk. Deze geleidelijk oplopende marginale belastingdruk kan worden bereikt door alle inkomensafhankelijke regelingen tegen het licht te houden en daarin vooral drastisch te snijden.’ De SRA vindt dat in geen enkel geval over de extra verdiende euro meer dan 50% belasting wordt geheven. ‘De huidige systematiek leidt, zoals bekend, soms tot een marginale belastingdruk van meer dan 100% op iedere extra verdiende euro. Dit verdient onmiddellijke aanpak in het belang van werknemers en daarmee ook in het belang van ondernemers. Werknemers zullen dan immers eerder bereid zijn een nieuwe baan of extra uren te aanvaarden dan nu soms het geval is.’
Lagere belastingdruk DGA
De huidige wetgeving doet afbreuk aan de maatschappelijke aanvaardbaarheid van de fiscale wetgeving, vindt de organisatie. ‘Er is sprake van enkele maatschappelijke als zeer onwenselijke ervaren consequenties van het systeem welke dringend aanpassing behoeven.’ Daaronder is de marginale belastingdruk voor DGA en ondernemer, die lager ligt dan voor werknemers. ‘Dat betekent echter niet dat daarom de marginale belastingdruk voor ondernemers en DGA’s moet worden verhoogd. Winsten (het inkomen van ondernemer en DGA) dienden en dienen ter financiering van toekomstige investeringen door de ondernemer en de bedrijven van de DGA. Ook hebben ondernemers en DGA een buffer nodig om in toekomstige inkomensdalingen of verlies van inkomen te kunnen voorzien, bijvoorbeeld in tijden met economische tegenwind. Om die reden bepleit SRA een lagere belastingdruk voor ondernemer en DGA, althans voor zover de winst in redelijkheid deze bufferfunctie heeft.’
Aanvullende heffing bij staking
Als bij staking van de onderneming of bij onttrekking van gelden een aanvullende heffing plaatsvindt ter compensatie van het eerder genoten voordeel, worden volgens SRA twee dingen bereikt: ‘De voor herinvestering en als buffer bedoelde winsten worden lager belast, waarvoor in redelijkheid goede argumenten bestaan. En door uiteindelijk een aanvullende heffing bij staking of onttrekking van middelen in te voeren, wordt het eerder genoten voordeel dat voortvloeit uit een lager marginaal tarief teruggenomen en neutraliteit tussen ondernemer en DGA bereikt.’
Verder vindt de SRA dat de vergelijking tussen DGA enerzijds en ondernemer en werknemer anderzijds in veel gevallen niet terecht is. ‘Veel DGA’s concurreren met hun ondernemingen ook en vooral met het grotere internationale bedrijfsleven. Door de marginale belastingdruk van ondernemer en DGA meer in balans te brengen met die van werknemers, ontstaat een relatief groot verschil in marginale belastingdruk tussen DGA-bedrijven en het internationale bedrijfsleven. Dat gaat ten koste van de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven en dat is zeer onwenselijk.’
Meer concurrentiekracht
De SRA is voorstander van een aanpassing in de liquidatie- en stakingsverliesregeling en van de voorgestelde wet bronbelasting. Daarmee wordt het nationale bedrijfsleven en zijn concurrentiekracht versterkt. ‘Voor de vergelijking tussen DGA-ondernemingen en het internationale grote bedrijfsleven niet kan worden volstaan met een vergelijking tussen de Nederlandse Vpb- tarieven. Het internationale bedrijfsleven kan, zo is inmiddels algemeen bekend, de effectieve Nederlandse belastingdruk sterk verlagen door gebruik te maken van vestigingen in laag belaste landen maar ook door gebruik te maken van Nederlandse fiscale faciliteiten.’
Aanpassen box 3 duurt te lang
Het voorstel tot aanpassing van box 3 is zeker waar het spaartegoeden betreft een belangrijke stap in de goede richting, maar nog niet voldoende, aldus de SRA. ‘Het duurt echter te lang voor deze aanpassingen worden doorgevoerd. Naar ons idee kan per 1 januari aanstaande echter wel het heffingsvrije vermogen worden verhoogd in afwachting van de beoogde aanpassing. Dat is eenvoudig aan te passen en zal al in veel gevallen waarin nu heffing plaatsvindt over spaarsaldi zonder opbrengst, tot het wegvallen van de box 3-heffing leiden. Dat anderen daarvan profiteren is overkomelijk omdat een tegemoetkoming aan de maatschappelijke opwinding over deze heffing noodzakelijk is.’
Wijzigingen gaan te geleidelijk
De SRA heeft steeds meer moeite met maatregelen die over een aantal jaren worden uitgesmeerd. ‘De geleidelijke aanpassingen maken het voor bedrijven en particulieren moeilijk, zo niet onmogelijk, om de toekomstige belastingdruk in te kunnen schatten. Bovendien leert de ervaring inmiddels dat met elkaar samenhangende aanpassingen die over een reeks van jaren worden geïmplementeerd, tussentijds (kunnen) worden herzien. De evenwichtige samenhang verdwijnt daardoor.’ De SRA spreekt van ‘jojobeleid’ en verwijst naar het niet doorvoeren van de tariefsverlaging in de Vpb. ‘Het kan niet zo zijn dat dekkingsmaatregelen die onderdeel uitmaken van een afgewogen en parlementair aangenomen pakket, uiteindelijk volledig los staan van de beoogde terugsluis als die niet meer wordt doorgevoerd.’
Beter gebruikmaken van drempels
Het aan de Vpb onderworpen bedrijfsleven wordt in toenemende mate geconfronteerd met verregaande complexiteit, maar ook met onbillijkheden, is een ander bezwaar van de SRA. ‘De renteaftrekbeperkingen zijn ondoorgrondelijk geworden, ook in relatie tot de spoedaanpassing fiscale eenheid. Dat voor sommige aftrekbeperkingen drempels gelden, doet niet af aan het feit dat deze bestaande en in te voeren (ATAD II) wettelijke regels, de regeldruk voor aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichamen sterk doen toenemen. Het is niet voor niets dat binnen de fiscaliteit deze maatregelen enthousiast worden ontvangen omdat deze tot aanzienlijk meer werk zullen leiden. Dat kan niet de bedoeling zijn.’
SRA vindt dat optimaal gebruik moet worden gemaakt van drempels waaronder de Europese regelgeving niet van toepassing is. Dat verlaagt de uitvoeringstechnische impact voor ondernemers. ‘Van onbillijkheden is sprake waar specifiek aan de Vpb onderworpen rechtspersonen geen gebruik meer kunnen maken van betalingskortingen of worden geconfronteerd met onredelijke belastingrente. De betalingskorting dient te worden gehandhaafd en de hoogte van de rente van nu 8% moet worden verlaagd. Dat de innovatiebox minder voordelig wordt, acht SRA onverstandig. Innovatie is te belangrijk voor de economische ontwikkeling van Nederland.’
De afbouw van de zelfstandigenaftrek in het belastingplan kan bij de SRA wel op goedkeuring rekenen. ‘Wij bepleiten al langer maatregelen die ertoe leiden dat echt een groeiend ondernemerschap wordt gestimuleerd. De zelfstandigenaftrek past daar niet bij. Wij bepleiten wederom afbouw van de zelfstandigenaftrek onder gelijktijdige verhoging van de MKB-winstvrijstelling.’