Staatssecretaris Snel van Financiën is het niet met de parlementair advocaat eens dat het duidelijk is dat belastingplichtigen die in 2013 en 2014 minder dan 1,2% rendement behaalden over hun box 3-vermogen gecompenseerd moeten worden. Dat schrijft Snel in een Kamerbrief over het recente advies van de parlementair advocaat over het arrest van de Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing in box 3.
De staatssecretaris gaat een of meerdere onafhankelijke juridische deskundigen op het gebied van de toepassing van artikel 1 EP EVRM om een oordeel vragen over de gevolgen van de arresten en een reflectie vragen op de conclusies van de parlementair advocaat. ‘In tegenstelling tot wat de parlementair advocaat schrijft is het voor mij niet duidelijk wat onder adequaat herstel in de zin van het EVRM (en de bijbehorende Protocollen) verstaan moet worden indien er sprake zou zijn van een schending van artikel 1 EP EVRM van het box 3-stelsel op stelselniveau’, schrijft Snel aan de Kamer. ‘Zou indien een dergelijke schending zich voordoet wijziging van de wet adequaat herstel zijn of mag zoals de parlementair advocaat adviseert een vorm van financiële genoegdoening worden verwacht. Ik zal zoals hiervoor aangegeven met name advies vragen over welk herstel van de Staat verwacht mag worden indien van een schending van artikel 1 EP EVRM op stelselniveau sprake zou zijn.’
Schending op stelselniveau
Ook de vraag of sprake is van een schending van artikel 1 EP EVRM van het box 3-stelsel op stelselniveau is wat de staatssecretaris nog niet beantwoord. ‘De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de box 3-heffing op stelselniveau een schending vormt van artikel 1 EP EVRM indien mede gelet op het toepasselijke tarief het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2%. De Hoge Raad heeft hiermee aangegeven wanneer er sprake zou zijn van een schending op stelselniveau, maar niet geoordeeld dat er voor de jaren 2013 en 2014 sprake is van een dergelijke schending. Ingeval er sprake zou zijn van een dergelijke schending op stelselniveau kan de Hoge Raad in beginsel geen oplossing bieden voor de gevolgen. De Hoge Raad overweegt dat het aan de wetgever is om te voorzien in een eventueel rechtstekort op stelselniveau, omdat er op stelselniveau keuzes moeten worden gemaakt. De Hoge Raad laat de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2013 en 2014 in stand. […] De parlementair advocaat is van mening dat op grond van deze arresten er een verplichting voor de Staat is om vast te stellen of het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement gedurende de jaren 2013 en 2014 lager is dan deze 1,2 procent en zo ja, om de schending van artikel 1 EP EVRM te herstellen. Ik ben van mening dat uit de arresten volgt dat het aan de Staat is om vast te stellen of ten aanzien van de vermogensrendementsheffing over de jaren 2013 en 2014 sprake is van een schending van artikel 1 EP EVRM en dat, als dat het geval is, het aan de wetgever is om deze schending te herstellen.’