Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft een man vrijgesproken die lange tijd hardnekkig bleef verzuimen om IB-aangifte te doen. De verdachte kan namelijk slechts een strafrechtelijk verwijt worden gemaakt na afloop van de in de aanmaning gestelde termijn voor het alsnog doen van de aangifte inkomstenbelasting over 2014, te weten vanaf 12 november 2015. De tenlastegelegde periode ziet echter op het tijdsbestek dat daarvoor is gelegen, constateert het Hof. Daarom volgt vrijspraak.
Veroordeling rechtbank
De man was door de rechtbank Limburg veroordeeld voor ‘opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven’ en werd bij verstek veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. Daarbij stelde de politierechter ook een verplichting tot het alsnog doen van aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2014 tot en met 2016.
Strafvervolging IB-aangifte
In overleg tussen het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie, de FIOD en de Belastingdienst werd in 2016 besloten om tot strafvervolging van de verdachte over te gaan met betrekking tot het niet (tijdig) doen van aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2014. De verdachte had over de jaren 2010 tot en met 2013 evenmin (tijdig) aangiften inkomstenbelasting gedaan en met betrekking tot die jaren waren door de inspecteur ambtshalve aanslagen opgelegd. Daarnaast waren over de jaren 2010, 2011 en 2012 verzuimboetes opgelegd. Over het jaar 2013 was de verdachte geconfronteerd met een vergrijpboete.
Politieverhoor
De verdachte werd vervolgens door opsporingsambtenaren van de Belastingdienst voor verhoor ontboden op het politiebureau in Venlo. Bij gelegenheid van het verhoor op 1 september 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat hij aangifte moest doen, maar dat niet heeft gedaan omdat hijzelf en zijn vrouw te kampen hadden met gezondheidsklachten. De verdachte was verder in de veronderstelling dat zijn boekhouder uitstel had aangevraagd.
Beoordeling Hof
Na de veroordeling door de rechtbank zag het hof zich in hoger beroep voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte al op de tenlastegelegde datum van 1 september 2015, althans in de periode van 1 mei 2015 tot en met 11 november 2015, niet, of niet binnen de door de inspecteur der rijksbelastingen gestelde termijn, aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2014 heeft gedaan.
Het Hof spreekt uit dat de verdachte slechts een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt na afloop van de door de inspecteur bij aanmaning gestelde termijn voor het alsnog doen van de aangifte inkomstenbelasting over 2014, te weten vanaf 12 november 2015. De tenlastegelegde periode ziet echter op het tijdsbestek dat daarvoor is gelegen. Daarom volgt vrijspraak.