Enkel en alleen afgaan op de informatie in een parkeerapp over de verschuldigde parkeerbelasting is niet verstandig. Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman concludeerde onlangs in een advies aan de Hoge Raad dat een parkeerder die dat wel deed zowel verantwoordelijk is voor het gebruik van de app als voor kennisneming van de fysiek waarneembare informatie op de borden. Die moet hij met elkaar vergelijken.
Als de informatie in de app afwijkt van de fysieke informatie geldt die fysieke informatie op de borden, omdat dat rechtstreeks van de gemeente afkomstige informatie is. Het lijkt de A-G niet aanvaardbaar dat een app – die als zodanig geen rechtstreekse informatie bevat, maar zelf verzamelde informatie – die rechtstreekse, fysieke informatie opzij zou kunnen zetten.
Parkeerapp
De parkeerder waar de zaak om draaide kreeg op 30 juni 2017 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 75,30 omdat hij had geparkeerd op een parkeerplaats aan de Utrechtsestraat in Tilburg. Daarbij maakte hij online gebruik van de parkeerapp van Park-line. De parkeerapp gaf voor het parkeren de mogelijkheid aan dat gedurende maximaal één uur geparkeerd kon worden tegen een tarief van € 2,20, waarop de man vervolgens met de app de parkeerbelasting tot dat bedrag heeft voldaan. De parkeerplaatsen aan de Utrechtsestraat zijn in de Verordening parkeerbelastingen 2017 van de gemeente Tilburg echter aangewezen als parkeerplaatsen voor betaald parkeren waarbij alleen geparkeerd mag worden met een geldige parkeervergunning of met een dagticket. Omdat te weinig parkeerbelasting was voldaan, is de naheffingsaanslag (het dagtickettarief minus de voldane parkeerbelasting vermeerderd met de kosten van de naheffing) aan de man opgelegd.
Conclusie A-G
Die maakte daartegen bezwaar, maar haalt uiteindelijk waarschijnlijk bakzeil. De A-G concludeert dat het beroep in cassatie ongegrond dient te worden verklaard. De Hoge Raad moet nog een arrest wijzen.
De A-G overweegt daarbij verder onder anderen dat uit een door de Hoge Raad in 1995 gewezen arrest kan worden afgeleid dat een gemeente de verplichting heeft om parkeerders duidelijk te informeren. Ook fysiek, zoals door op parkeermeters en borden informatie te verschaffen over de verschuldigdheid van parkeerbelasting en de tariefstelling.
Aan de door de Hoge Raad hier aan de gemeenten gegeven instructie kan, naar de A-G meent, alleen maar een zinvolle betekenis toekomen als er vanuit wordt gegaan dat tegenover de plicht van een gemeente om duidelijke informatie te verschaffen, de plicht van de parkeerders staat om die informatie tot zich te nemen.
Verder kan erop worden gewezen dat in de hier toepasselijke wijze van heffing bij wege van voldoening op aangifte, het initiatief en de uitvoering zijn gelegd bij de belastingplichtige zelf. Op deze rust de plicht om de relevante feiten goed op een rij te zetten voordat hij de verschuldigde parkeerbelasting voldoet. In dat kader dient een belastingplichtige parkeerder naar de mening van de A-G mede acht te slaan op wat in verband daarmee op straat te zien is.
De A-G meent dat er geen enkele wettelijke grondslag is om over een en ander anders te gaan denken als in gemeentelijke regelgeving mede is voorzien in digitale betaling via een app.
Nu die grondslag ontbreekt, ziet hij geen reden om te vergen dat in de app het tegendeel zou zijn opgenomen, namelijk dat de parkeerder wel op de borden en parkeerautomaten moet letten. Zo’n ‘disclaimer’ is volgens de A-G overbodig, omdat een parkeerder toch al de verplichting heeft goed om zich heen te kijken als hij ergens wil gaan parkeren.