De FNV-leden hebben zaterdag ingestemd met het pensioenakkoord. Daarmee is er definitief groen licht voor de verdere invulling van het nieuwe pensioenstelsel. Minister Koolmees (Sociale Zaken) heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd met nadere informatie. Daaruit blijkt onder meer dat de Belastingdienst en het UWV de verplichte AOV voor ZZP’ers uitvoeringstechnisch met angst en beven tegemoet zien.
De verplichte AOV voor zelfstandigen is ‘altijd een uitdaging’, laten het UWV en de Belastingdienst weten. De invoering van keuzemogelijkheden als een alternatief om aan de plicht te voldoen of een langere eigenrisicoperiode leidt tot een stapeling van complexiteit voor de uitvoering, schrijft Koolmees. ‘Daarom verwacht de Belastingdienst niet dat zij de regeling goed kan uitvoeren, maar de uitvoeringstoets moet nog plaatsvinden.’
Averechtse selectie
De Stichting van de Arbeid heeft wel de ruimte gegeven om langer te tijd te nemen voor de invoering van de plicht als dat nodig is. En dat lijkt het geval, want het Centraal Planbureau (CPB) heeft ook bedenkingen en vindt nader onderzoek nodig naar een systeem waarbij publieke en private verzekeringen naast elkaar bestaan. ‘Dit vanwege het risico dat er averechtse selectie optreedt, waarbij de goede risico’s geleidelijk verdwijnen naar de private markt, waardoor de publieke premie geleidelijk steeds verder stijgt. Als dit risico zich voordoet, kan de betaalbaarheid in het geding komen.’ Koolmees neemt de signalen ter harte, maar ‘tegelijkertijd vind ik het van groot belang dat er een verzekering komt die een zo breed mogelijk draagvlak kent en passend is bij de kaders die in het pensioenakkoord zijn vastgelegd’. Daarom gaat hij verder met het uitwerken van de verplichte AOV; hij verwacht nog dit jaar de Kamer verder te informeren. ‘Na de hoofdlijnenbrief streef ik ernaar dat een uitgewerkt voorstel begin 2021 in consultatie kan gaan.’
‘Doelstelling 80% middelloon nog steeds haalbaar’
Koolmees heeft een aantal zaken laten onderzoeken en doorrekenen. Zo blijkt uit een doorrekening van het CPB en 13 pensioenfondsen dat de pensioendoelstelling die nu maximaal wordt gefaciliteerd (80% van middelloon bij ruim 42 jaren), ‘haalbaar blijft bij een adequate en stabiele premie’. ‘De nieuwe prudente fiscale facilitering biedt daarvoor voldoende ruimte’, aldus de minister. De afschaffing van de doorsneepremie levert in veel gevallen een voordeel op: ‘De negatieve effecten als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek worden veelal opgeheven door de (positieve) effecten van andere verdeelregels in het nieuwe contract. In het geval van een nadeel is afgesproken dat er een adequate compensatie moet komen.’
Opnieuw soepel met dekkingsgraad
Zoals verwacht krijgen pensioenfondsen in zwaar weer ook dit jaar langer de tijd om aan de financiële eisen te voldoen. ‘Onder dezelfde voorwaarden als vorig jaar kunnen pensioenfondsen de vrijstellingsregeling gebruiken om het aantal van 6 meetmomenten waarna aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) moet worden voldaan te verlengen. Dat betekent dat zij pas van deze vrijstelling gebruik mogen maken als zij een dekkingsgraad van minimaal 90% hebben. Bij lagere dekkingsgraden zal eerst moeten worden gekort tot 90% alvorens van de vrijstelling gebruik gemaakt kan worden. De hersteltermijn voor het vereist eigen vermogen zal overigens ook in 2021 verlengd worden van 10 naar 12 jaar.’
Pensioen ineens opnemen vanaf 2022
In het pensioenakkoord is afgesproken de mogelijkheid om verlof te sparen te verhogen van 50 weken naar 100 weken. ‘Een werkgever kan zijn of haar werknemers de keuze bieden om een onregelmatigheidstoeslag geheel of gedeeltelijk uit te keren in verlofuren in plaats van in geld. De werknemer die daarvoor kiest kan deze uren dan gebruiken om het einde van de loopbaan in te richten zoals hij of zij dat wenst.’ Verder is er de keuzemogelijkheid een bedrag ineens op te nemen op pensioeningangsdatum. ‘Voor deze maatregel ben ik voornemens om een minimuminvoeringstermijn te hanteren en deze maatregel een jaar later in werking te laten treden, dit in verband met de benodigde implementatietijd bij pensioenuitvoerders. Dit betekent dat alle deelnemers met een pensioeningangsdatum vanaf 1 januari 2022 gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen.’
Nieuw systeem nabestaandenpensioen
Koolmees kiest voor een nieuwe opzet voor het nabestaandenpensioen. Het partnerpensioen bij overlijden zal worden vormgegeven op basis van risicodekking. ‘Dit zorgt voor aansluiting op het nieuwe pensioenstelsel met premieregelingen en een eenduidig landschap met één type nabestaandendekking.’ De hoogte van het partnerpensioen wordt gebaseerd op het (gehele) salaris op het moment van overlijden van de deelnemer in plaats van op de pensioengrondslag. ‘Hiermee wordt de onduidelijkheid van de franchise in het partnerpensioen weggenomen. Dit betekent dat er ook een adequate dekking komt voor de lage en middeninkomens.’ De dekking is bovendien diensttijdonafhankelijk, waardoor de hoogte van het partnerpensioen niet meer afhankelijk is van het arbeidsverleden of de dienstjaren bij de huidige werkgever. ‘Dit zorgt voor meer duidelijkheid voor de werknemer en voor een betere aansluiting bij baanwisseling.’ De maximale fiscale ruimte voor het partnerpensioen bedraagt 50% van het (gehele) salaris.
De risicodekking loopt bij einde dienstverband nog een aantal maanden door, zodat werknemers ‘in between jobs’ nog een dekking voor partnerpensioen hebben. Bij werkloosheid loopt de dekking voor partnerpensioen door zolang iemand een WW-uitkering ontvangt. Aanvullend daarop wordt een uitruiloptie geïntroduceerd: een deel van het ouderdomspensioen kan worden gebruikt voor het voortzetten van de risicodekking voor partnerpensioen bij einde dienstverband, ‘zodat bijvoorbeeld ook bij langdurige werkloosheid en bij een overstap naar zelfstandig ondernemerschap er sprake blijft van een dekking voor partnerpensioen bij vroegtijdig overlijden’.
Eindleeftijd wezenpensioen van 30 naar 25 jaar
De fiscale ruimte voor het wezenpensioen wordt verruimd naar 20% van het hele salaris. Koolmees schroeft de maximumleeftijd voor het wezenpensioen wel terug van 30 naar 25 jaar. In pensioenregelingen varieert de eindleeftijd van 18 tot 30 jaat. De minister wil een lijn trekken: ‘Een vaste eindleeftijd zal bijdragen aan de wens tot meer uniformiteit en minder complexiteit. In de technische verkenning zijn verschillende eindleeftijden onderzocht. Een vaste leeftijdsgrens van 21 jaar sluit bijvoorbeeld aan bij de nieuwe alimentatiewetgeving en het volwassen minimumloon. Een leeftijdsgrens van 25 jaar sluit aan bij de afronding van een studie en in die zin klaar zijn om de arbeidsmarkt te betreden om zelf in een inkomen te voorzien. Ik heb beide leeftijdsgrenzen overwogen en ben voornemens om voor het wezenpensioen een vaste eindleeftijd van 25 jaar voor te schrijven, zonder voorwaarden. Ik realiseer me dat in pensioenregelingen waar op dit moment een leeftijdsgrens van 30 jaar geldt, dit een achteruitgang betekent. Reeds lopende wezen-uitkeringen worden niet aangepast.’
Anw niet uitgebreid
Koolmees is niet van plan om de Algemene nabestaandenwet (Anw) uit te breiden naar nabestaanden die in staat zijn om middels werk een inkomen te verwerven. ‘Ik ben van mening dat uitbreiding een breuk met het uitgangspunt betekent van het beleid dat burgers primair zelf verantwoordelijk zijn voor het afdekken van het overlijdensrisico, al dan niet via een verplicht nabestaandenpensioen.’ De minister wil de wijzigingen op het gebied van nabestaandenpensioenen in werking laten treden vanaf 1 januari 2022.
Wachttijd uitzendsector naar twee maanden
De witte vlek – het deel werknemers dat geen pensioen opbouwt – bedraagt tussen de 9% en 10%. ‘Dit is nog altijd aanzienlijk groter dan uit eerdere onderzoeken bleek.’ De Stichting van de Arbeid heeft er een ‘aanvalsplan’ voor geschreven met 22 oplossingsrichtingen. Betere informatievoorziening en bewustwording staan daarin centraal. Koolmees komt er na de zomer op terug, maar pakt wel direct de wachttijd in de uitzendsector aan: De (wettelijke mogelijkheid van een) wachttijd in de uitzendsector wordt maximaal 2 maanden, in plaats van de huidige maximaal 26 weken.’
Maatregelen duurzame inzetbaarheid
Het budget voor werkgevers om via subsidies duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden mogelijk te maken, wordt uitgebreid van € 800 miljoen naar € 1 miljard. ‘Dit wordt ingepast binnen het pensioendossier via de gereserveerde middelen voor het afschaffen van de doorsneesystematiek voor de overheidswerkgevers.’
Het lage-inkomensvoordeel (LIV) zal gerichter worden ingezet, aldus Koolmees. ‘Als eerste wordt het LIV omgevormd tot een loonkostenvoordeel specifiek gericht op jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Een grote groep van deze jongeren heeft naar verwachting geen startkwalificatie, werkt vaak in tijdelijke banen en heeft weinig werkervaring. Bovendien bestaat er bij deze jongeren een groter risico op multiproblematiek. Door de loonkosten van deze jongeren te verlagen wordt het voor werkgevers aantrekkelijker hen een kans te geven.’ Het loonkostenvoordeel voor de doelgroep banenafspraak wordt in duur onbeperkt. Nu geldt het maximaal drie jaar. Bovendien komt het ook beschikbaar voor mensen uit de doelgroep die al in dienst zijn. ‘Door deze aanpassingen wordt niet alleen het in dienst nemen, maar ook het in dienst houden van mensen uit de doelgroep banenafspraak gestimuleerd.’ De doelgroepverklaring wordt afgeschaft.