Robin Linschoten probeerde de schuld van zijn foute belastingaangiftes in de schoenen te schuiven van zijn administratiekantoor. Tevergeefs. Vorige week veroordeelde de rechter hem tot 100 uur taakstraf. Accountancy Vanmorgen dook in deze case en vraagt zich af: wat moet je met een klant als Robin Linschoten?
Administratiekantoor uit Breda
Linschoten, voormalig staatssecretaris en SER-lid, werkte na zijn publieke loopbaan als zelfstandig adviseur. Hij had daartoe twee BV’s opgericht. Zijn belastingaangifte liet hij verzorgen door Administratieve Dienstverlening en Salarisverwerking (ADSV) uit Breda. Voor 2010 had hij bij dit kantoor te maken met directeur en oprichter Jan Peter van der Meide, daarna met diens schoondochter en mededirecteur Mirella van der Meide-Dankers. Een paar jaar geleden kwam uit onderzoek van de Belastingdienst aan het licht dat Linschoten in de periode 2010-2012 veel te weinig omzet had opgegeven en derhalve ongeveer een ton te weinig omzetbelasting had afgedragen aan de schatkist. Belastingfraude, luidde de verdenking.
In de aanval
In plaats van akkoord te gaan met een schikking koos Linschoten voor de aanval. Hij liet de zaak voorkomen en zei voorafgaand in het Financieele Dagblad dat de hele kwestie was terug te voeren op een fout van zijn administratiekantoor. Dat had jarenlang te weinig btw afgedragen. Het enige wat hem persoonlijk te verwijten viel, aldus Linschoten, was dat hij zijn boekhouder niet beter had gecontroleerd. Die beschuldiging herhaalde hij toen hij een paar dagen later, in september 2017, voor de rechter stond. ‘Twee, drie keer per jaar duwde ik een grote doos met bonnetjes naar mijn boekhoudkantoor’, vertelde Linschoten. ‘Ik hou niet zo heel erg van administratie. Ik heb geen verstand van boekhouden,’ aldus de oud-voorzitter van het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (Actal). Linschoten zei dat hij had vertrouwd op zijn boekhouder. ‘Het is een zeer eenvoudige, simpele boekhouding, dacht ik, en een professioneel boekhoudbureau. Drie, vier facturen per maand voor de verhuur van een product, namelijk ondergetekende. Plus een paar bonnetjes voor de auto en een keer in de vijf jaar de aanschaf van een computer en een printer. Wat kan daar nou in hemelsnaam fout mee gaan?’
Ongeopende post
Administratiekantoor ADSV zag het echter totaal anders. In Breda had men Linschoten keer op keer gevraagd zijn bonnetjes aan te leveren. ‘Maar het was eigenlijk niet te doen’, aldus zijn boekhouders. ‘We bleven Linschoten vragen om stukken, maar die kwamen niet.’ Dit verhaal werd plausibeler toen de rechter zich verwonderde over de stapels ongeopende brieven die bij de ex-politicus thuis waren aangetroffen. Daar zat ook post bij van het administratiekantoor. ‘Die brieven gingen ongeopend terug op dezelfde stapel die naar ADSV ging’, antwoordde Linschoten in de rechtbank. Blauwe enveloppen met aanmaningen, aanslagen en naheffingen opende hij trouwens wel. Tijdens het hoger beroep kwamen er meer details over de moeizame relatie tussen boekhouder en klant boven tafel. ‘Ik heb ‘m weleens gesproken, maar niet zo vaak. Hij was altijd lastig bereikbaar’, aldus de inmiddels gepensioneerde oud-boekhouder Van der Meide. (Voor citaten uit de rechtszaak maakt Accountancy Vanmorgen gebruik van tweets die rechtbankverslaggever Bart Mos indertijd publiceerde).
Zonder raadpleging
Op de machtiging van Linschoten voor het kantoor stond ‘zonder raadpleging’, wat betekent dat de boekhouder de aangifte mocht opstellen en indienen zonder deze eerst voor te leggen aan de cliënt. ‘Anders waren we nóóit op tijd,’ aldus Van der Meide. Zijn schoondochter, Mirella van der Meide, die klant-Linschoten in 2010 overnam: ‘Het duurde vaak heel lang voordat hij stukken instuurde. Hij gebruikte niet de speciale envelop die wij verstrekten om nota’s in te sturen. Daardoor moesten we schattingen maken bij maandelijkse belastingaangiften, om boetes te voorkomen.’ Linschoten zelf bevestigde dat zijn boekhouder hem regelmatig herinnerde aan het tijdig inleveren van stukken. ‘Maar hij gaf daarbij aan dat het geen doodzonde was, omdat hij het einde jaar wel weer recht kon zetten’. In de periode dat de Belastingdienst een boekenonderzoek startte, stuurde Linschoten zijn stukken wel op.
Verdacht, aanklacht geseponeerd
Het bleek dat boekhoudster Van der Meide aanvankelijk verdachte was in de fraudezaak, maar dat het openbaar ministerie de aanklacht tegen haar had laten vallen. De rechter was wel kritisch over het werk dat de boekhouder geleverd had: ‘Gedurende 4 jaar noteert u in de aangiften van Linschoten elke maand steeds stelposten; bedragen waar geen enkele onderbouwing voor was. Nooit gedacht: “Dat kan toch niet”?’ Mirella van der Meide: ‘Daar heb ik niet bij stilgestaan. Ik had nog meer werk’. De boekhoudster maakte ook fouten in de aangifte. Over 2013 deed ze elke maand aangifte van €37.500, en in december een negatieve aangifte van anderhalve ton. ‘Toen had ik per ongeluk de kwartaalomzet als maandomzet aangegeven,’ legde Van der Meide de rechter uit. Op diens vraag hoe zij elf onjuiste aangiften dacht te kunnen corrigeren met één negatieve aangifte van anderhalve ton in december antwoordde de boekhoudster: ‘Het was misschien aangifte-technisch niet helemaal juist’.
100 versus 240 uur
Zo lijkt het erop dat zowel Robin Linschoten als administratiekantoor ADSV fouten hebben gemaakt. Toch stond alleen de oud-politicus terecht voor belastingfraude. Zijn boekhouder was getuige, geen verdachte. Op 8 september werd Linschoten in hoger beroep veroordeeld tot 100 uur taakstraf. Dit was voor het Gerechtshof in Amsterdam. Curieus genoeg deed de rechtbank in Rotterdam op dezelfde dag uitspraak in een zaak die opvallende overeenkomsten vertoont met die van Robin Linschoten. Hier ging het om foute omzetaangiftes over een periode van 4 jaar. En in dit geval ging de boekhouder niet vrijuit. Die kreeg een taakstraf van 240 uur aan zijn broek. Het verschil? In Rotterdam achtte de rechtbank bewezen dat het administratiekantoor wist van de frauduleuze intenties van de klant en hieraan had meegewerkt. In het geval van Robin Linschoten vonden de rechters dat de boekhouder te goeder trouw had gehandeld.
Slapeloze nachten
De bewuste boekhouder, Mirella van der Meide, gaat liever niet meer in op de zaak. Ze getuigde alleen in de eerste rechtszaak (in 2017 en 2018) en niet in het hoger beroep. De zaak speelde tien jaar geleden, stelt ze. Desgevraagd zegt ze er indertijd wel slapeloze nachten van te hebben gehad, maar ook dat is verleden tijd. En het kantoor, dat ze samen met haar man heeft voortgezet nadat de oprichter met pensioen ging, heeft ook geen reputatieschade opgelopen, vindt ze.
4e tranche AWR
Aan zelfstandig accountant Carel Verdiesen de vraag hoe je als accountant en administratiekantoor moet omgaan met klanten van het type Robin Linschoten. Als stukken keer op keer niet worden aangeleverd, hoe dan te handelen? Verdiesen: ‘Het is begrijpelijk dat je als kantoor je klant wilt helpen, maar om belastingaangiftes te gokken en later met suppleties te corrigeren, dat is niet de goede manier. Het mag bovendien niet eens. Je bent verplicht gefundeerd en naar waarheid aangiftes te doen, de zogenaamd aanvaardbare aangifte.’ Verdiesen is daarmee van mening dat administratiekantoor ADSV geluk heeft gehad dat het niet vervolgd is door justitie. ‘Sinds invoering van de vierde tranche Algemene wet inzake rijksbelastingen, per 1 juli 2009, is het makkelijk geworden om de adviseur van de klant als medeverdachte aan te merken. Vroeger moest je het wel heel bont maken om voor de rechter te worden gedaagd, maar de regels zijn aanzienlijk aangescherpt.’
Niet gokken met aangiftes
Ga nooit ‘gokken met aangiftes’ is derhalve het advies van Verdiesen. ‘In dit vak zijn er altijd een paar klanten die te laat zijn met het aanleveren van stukken of nergens op reageren. En het zijn altijd dezelfden. Je helpt hen niet door zelf aangiftebedragen te gaan invullen. Dat maakt klanten alleen maar lui. Robin Linschoten zal ook gedacht hebben: “Als mijn administratiekantoor het op deze manier kan oplossen, kan ik mijn aandacht aan andere dingen geven”. De enige juiste aanpak voor accountant of administratiekantoor is deze klanten te laten weten dat het op deze manier onmogelijk is op tijd een juiste aangifte in te dienen en dat de klant een boete van de fiscus riskeert. Meestal is het na één fikse boete wel afgelopen met het nalatige, lakse gedrag van klanten,’ aldus Verdiesen.
Die les heeft ook Linschotens administratiekantoor ADSV geleerd. Voordat ze ophangt wil Mirella van der Meide nog wel dit kwijt: ‘We dienen geen aangiftes meer in als de klant zijn administratie niet bij ons heeft ingeleverd.’