Wie een opgebouwd levenslooptegoed heeft laten uitkeren mag over 2015 gebruikmaken van een regeling waarbij maar 80% wordt belast. Maar dan moest wel het hele bedrag worden opgenomen én de levensloopregeling niet worden voortgezet, oordeelt de rechtbank in Breda. Verder sparen bij een andere werkgever telt daarbij als het voortzetten van de regeling.
Een man die tot 1 april 2015 bij een stichting werkzaam was, heeft in 2006 een levensloopverzekering afgesloten. In 2015 is daarin € 1.923 gestort.
Dat jaar wisselt hij van werkgever: hij gaat bij een universiteit aan de slag. Ook daar doet hij mee aan de levensloopregeling, via een andere verzekering. Daarmee is in 2015 een bedrag van € 5.769 gemoeid, het jaar erop stort hij € 7.692 en in 2017 nog € 641.
Geen 80%-regeling
In 2015 heeft de man om uitkering van zijn levenslooptegoed – ruim € 80.000 bruto en ruim € 38.000 netto – gevraagd bij de eerste verzekeraar. Die voldoet in december aan dat verzoek. In de belastingaangifte over 2015 geeft de man de uitkering voor een bedrag van € 64.874 op (80% van de bruto-uitkering) en past hij zesmaal een jaarlijkse levensloopverlofkorting van € 207 toe. Bij de definitieve aanslag wijkt de fiscus af van de aangifte: die neemt de volledige bruto-uitkering in aanmerking. In 2017 heeft de man nog eens een levenslooptegoed opgenomen voor een sabbatical. Zijn werkgever past ook daar zesmaal de levensloopverlofkorting toe.
Voor de rechter staat ter discussie of de man recht heeft op toepassing van de 80%-regeling (bij opname ineens wordt 80% van het tegoed belast) en of de uitkering moet worden aangemerkt als inkomen uit vroegere arbeid. De Belastingdienst vindt dat de regeling niet opgaat omdat de man niet het volledige tegoed ineens heeft opgenomen.
Twee polissen, één regeling
De rechter oordeelt dat de man gebruik maakt van één levensloopregeling, ondanks dat hij is overgestapt van werkgever en twee polissen heeft bij de verzekeraar. Hij heeft een deel van het tegoed opgenomen en de regeling uit 2006 ook na 2015 nog voortgezet. ‘Naar het oordeel van de rechtbank staat met het voorgaande vast dat de levensloopregeling van belanghebbende in 2015 niet in volle omvang is beëindigd. Belanghebbende heeft geen recht op toepassing van de 80 percent-regeling als bedoeld in artikel 39d vierde lid van de Wet LB.’
Inkomen uit tegenwoordige arbeid
Anders dan de man denkt, is de uitkering inkomen uit tegenwoordige arbeid. Er is geen uitzondering op de regel van toepassing – bijvoorbeeld dat hij 61 jaar of ouder was – en de rechtbank vindt dat het label ‘inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking’ ook overeenkomt met de bedoeling van de levensloopregeling. ‘Uitkeringen uit een levensloopregeling zijn bedoeld om tijdelijk in de plaats te komen van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, bijvoorbeeld wanneer iemand zijn gewone beroepsbezigheden onderbreekt voor een sabbatical.’
De man slaagt op geen enkel front met zijn bezwaar: ook de belastingrente is juist toegepast, ondanks dat de fiscus er ruim twee jaar over heeft gedaan om de definitieve de aanslag op te leggen. Dat is binnen de wettelijke termijn van drie jaar.