De Eindhovenaar die naar de Hoge Raad stapte om een bedrag van 85 cent heeft bot gevangen. Het hoogste rechtscollege verklaarde zijn beroep in cassatie niet ontvankelijk.
Uitspraak ECLI:NL:HR:2020:1673
Te veel ontvangen
In 2015 kreeg de Eindhovenaar een aanslag voor de gemeentelijke belastingen, waartegen hij bezwaar maakte. Omdat de gemeente hem geen uitstel van betaling verleende en de belasting te laat werd betaald, moest de man ook 4% invorderingsrente betalen. Maar dan gebeurt het. Medio 2017 krijgt de man een brief dat de invorderingsrente verkeerd is berekend. Er zal € 31,15 op zijn rekening worden teruggestort. De Eindhovenaar is niet tevreden. Hij roept de hulp in van een expert. Die stelt vast dat de rente fout is berekend en sowieso naar boven had moet worden afgerond: geen € 31,15 maar € 32. De gemeente beoordeelt de klacht en concludeert dat de rente inderdaad verkeerd berekend is. De Eindhovenaar had geen € 31,15 maar € 16 terug moeten krijgen. Hij heeft dus € 15,15 te veel gekregen. De gemeente besluit dat hij het te veel ontvangen bedrag mag houden.
Afrondingsprobleem
Maar hiermee ging de man niet akkoord. Hij stapte naar de rechter met het argument dat de rente naar boven had moeten worden afgerond en dat hij dus 85 cent te weinig heeft ontvangen. Hij verloor de zaak en procedeerde verder bij het Gerechtshof. Ook dit hogere rechtscollege oordeelde dat de herberekende invorderingsrente van de gemeente opnieuw fout was. Het gaat niet om 16 euro, maar om een bedrag tussen de 16 en 26 euro. Omdat de man als gevolg van zijn beroep niet benadeeld mag worden, mag hij die 31,15 euro houden, ook al heeft hij eigenlijk recht op minder, aldus het Gerechtshof. Om die reden wordt het bedrag niet afgerond naar 32 euro.
Niet ontvankelijk
Nog steeds niet tevreden ging de Eindhovenaar naar de Hoge Raad. Dit behandelde zijn beroep in cassatie op 23 oktober. Daar deed men de zaak snel af: De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur–generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).’
Lid 1 van dit artikel luidt: ‘De Hoge Raad kan, gehoord de procureur-generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.’
Bij het openbaar maken van het arrest op 23 oktober waren naast raadsheer J. Wortel als voorzitter ook de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig.