Als de administratie van een onderneming zo gebrekkig is dat er geen basis is voor de winst- en omzetberekening, mag de Belastingdienst de winst schatten. De ondernemer moet dan aantonen dat de schatting te hoog is, oordeelt de Hoge Raad.
Een man brengt eind 2009 zijn onderneming in in een VOF. De andere firmanten zijn zijn echtgenote, zijn broer en diens echtgenote. De firma houdt zich bezig met inkoop, verkoop en reparatie van sieraden en de in- en verkoop en de bewerking van edele metalen. Maart 2011 begint de politie een strafrechtelijk onderzoek en eind 2013 brengt de fiscus een bezoek om de boeken te controleren, met name die over de jaren 2006 tot en met 2011. Er volgen belastingaanslagen op basis van een schatting van de belastbare winst en de omzet van de betreffende jaren. De Belastingdienst is daarbij uitgegaan van de inkopen zoals die in de administratie voorkwamen en heeft een brutowinstpercentage van 100 op die inkopen gehanteerd.
Eerst volstaan met schatting
De man brengt de zaak voor de rechter, onder meer omdat de Belastingdienst volgens hem niet heeft bewezen dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De fiscus moet mede aannemelijk maken dat de administratie van de VOF dusdanig onbetrouwbaar is dat deze niet kan dienen als grondslag voor de jaarlijkse winst- en omzetberekening, aldus het gerechtshof. ‘Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt in dat geval volgens het Hof met zich dat in eerste instantie de Inspecteur ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast kan volstaan met een gemotiveerde schatting, waarna belanghebbende aannemelijk dient te maken dat en waarom zijn winst en omzet lager is dan door de Inspecteur is berekend.’
De administratie van de VOF vertoont zodanige gebreken en tekortkomingen dat die niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening, oordeelt het hof. Aannemelijk is verder dat de man ten minste op zijn inkopen een brutowinstpercentage van 75 behaald heeft. En dat leidt tot een veel hoger bedrag aan winst en verschuldigde omzetbelasting dan is aangegeven. De man heeft verder niet overtuigend aangetoond dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld.
Ondernemer moet bewijzen
De man gaat in cassatie, maar de Hoge Raad oordeelt niet anders. ‘Is de administratie niet geschikt om als grondslag te dienen voor de winst- of omzetberekening, dan brengt een redelijke bewijslastverdeling mee dat de inspecteur ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast in eerste instantie kan volstaan met een gemotiveerde schatting van de winst respectievelijk de omzet, waarna de belastingplichtige aannemelijk dient te maken dat en waarom zijn winst respectievelijk omzet lager is dan door de inspecteur is berekend.’
Minder strenge toets voor schatting
De man had nog aangevoerd dat het hanteren van een brutowinstpercentage van 100 niet strookt met het uitgangspunt dat er ten minste een brutomarge van 75% is behaald.
Maar het een hoeft het ander niet uit te sluiten, aldus de Hoge Raad. Een aanslag mag niet naar willekeur worden vastgesteld, maar moet berusten op een redelijke schatting van de niet aangegeven winst of omzet. ‘De beoordeling of een schatting redelijk (niet willekeurig) is, behelst een minder strenge toets dan de beoordeling of en in hoeverre aannemelijk is dat de belastingplichtige een bedrag aan winst of omzet niet in zijn aangifte heeft verantwoord. Die laatste beoordeling moet plaatsvinden op basis van de normale regels van stelplicht en bewijslast.’