Er is maar weinig verschil te ontdekken in de standpunten van belastinghoogleraren met en zonder baan in de belastingadviespraktijk. Dat concluderen Daan Notenboom (Meijburg & Co) en Reinier Kooiman (Deloitte). Notenboom deed voor zijn master aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar artikelen van hoogleraren belastingrecht en fiscale economie. Kooiman was zijn begeleider. Samen schreven ze een artikel over het onderzoek in vaktijdschrift NLFiscaal, waar nu ook het FD over bericht.
Al langere tijd is er discussie over de neutraliteit van fiscale wetenschappers die tegelijkertijd in dienst zijn bij kantoren. Hoogleraar belastingrecht Jan Vleggeert wierp eind vorig jaar in zijn oratie Over onafhankelijkheid, de verschraling van het fiscale debat en wat we daaraan kunnen doen de vraag op hoe onafhankelijk een hoogleraar is die zo’n dubbele pet op heeft.
Zit de dubbele pet het werk van een hoogleraar-belastingadviseur in de weg?
Verschil bij geldend en wenselijk belastingrecht
De twee onderzoekers stellen nu dat de standpunten van de onderzochte wetenschappers bij het geldende (belasting)recht weinig uiteen lopen. In publicaties over het wenselijk recht zijn hoogleraren met een baan in de adviespraktijk wél vaker op de hand van belastingplichtigen dan degenen zonder directe commerciële belangen bij de wetgeving.
‘Geen duidelijk verschil’
De onderzoekers zijn echter van mening dat het voor de vraag naar onafhankelijkheid relevanter is wat hoogleraren over het geldend recht schrijven dan over het wenselijk recht. Notenboom en Kooiman concluderen dat hun onderzoek niet duidelijk de ene of de andere kant op wijst. Er zou daarom geen reden zijn om de standpunt van hoogleraren uit de adviespraktijk op voorhand met argusogen te bekijken.
Bron: FD