Een belastingadviseur is voor de rechter onder een vergrijpboete van de fiscus uitgekomen wegens het te laag vaststellen van een overlijdensaangifte. Dat gebeurde op advies van een collega en kan hem daarom niet worden aangerekend, oordeelt de rechtbank.
De man is van 1979 tot 1 april 2007 partner geweest bij een belastingadvieskantoor. Een neef van hem heeft ook enkele jaren, tot 1 september 2015, als belastingadviseur bij het belastingadvieskantoor gewerkt. Onder de klantenkring waren een vader en dochter. Die vader had een eigen vastgoedbedrijf. Hij overlijdt in 1995, waarna de belastingadviseur is benoemd tot enig (middellijk) bestuurder van de vastgoedonderneming. In het testament is opgenomen dat de dochter aan een aantal goede doelen als zogeheten verwachters een deel van de erfenis moet doorgeven.
De adviseur annex bestuurder wordt in 2013 benaderd door een partij die wel een deel van de onroerende zaken wil overnemen. Bij een taxatie wordt de waarde geschat op € 8.835.000. In 2014 overlijdt de dochter. Vervolgens begint de belastingadviseur aan een bijzondere exercitie met de nalatenschap: datzelfde jaar verkoopt hij de vastgoedonderneming aan zijn eigen persoonlijke holding voor een kleine € 3,7 miljoen – die niet wordt betaald. Met de kandidaat-koper bereikt hij overeenstemming over de overname van een deel van de portefeuille voor € 3.465.000. Via een aantal transacties worden vastgoed en aandelen in de vastgoed-BV verkocht en ondertussen wordt ook de overlijdensaangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2014 voor de dochter ingediend met een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van ruim 3,5 miljoen. Na bezwaar schrapt de fiscus het aan de verwachters uit te keren bedrag uit de nalatenschap.
Transacties teruggedraaid
De goede doelen melden zich: zij willen dat de belastingadviseur zich als executeur-testamentair verantwoordt over de afhandeling van de nalatenschap. Daarna treedt de belastingadviseur af als bestuurder van het vastgoedbedrijf en er wordt een vaststellingsovereenkomst getekend: de gedane transacties worden zoveel mogelijk teruggedraaid en de persoonlijke houdstervennootschap van de adviseur zal € 3.465.000 aan de moedervennootschap/dochtervennootschap vergoeden.
Advies van neef
De ex-compagnon van de belastingadviseur doet in 2016 een melding van fraude bij de FIU. Dat leidt tot een onderzoek van de Belastingdienst en een navorderingsaanslag van ruim drieënhalve ton in verband met een te laag aangegeven belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Bovendien hangt de man een vergrijpboete van 100% omdat hij een onjuiste overlijdensaangifte heeft gedaan ten name van de erven van de dochter. Maar die vergrijpboete vecht de adviseur aan. Er was geen sprake van opzet of grove schuld. Hij had in 2013 bij de afwikkeling van de nalatenschap van een andere klant aan zijn neef gevraagd om uit te zoeken hoe de vererving van de aandelen in een onroerendgoedvennootschap met verhuurde woningen in de aangiften erfbelasting en inkomstenbelasting moesten worden verantwoord. Op advies van de neef heeft de man toen de waarde van die aandelen voor de inkomstenbelasting op dezelfde waarde gewaardeerd als de waarde van die aandelen in de aangifte erfbelasting. Vervolgens is eiser in de overlijdensaangifte bij de waardering van de aandelen in de moedervennootschap van dezelfde waarde van de aandelen uitgegaan als in de aangifte erfbelasting, zo stelt de man.
Niet aannemelijk geworden
En hij krijgt gelijk. De Belastingdienst heeft zijn pijlen op het verkeerde doel gericht, vindt de rechtbank: ‘Het betoog van verweerder ziet met name op het in zijn visie laakbaar handelen van eiser ter zake van de verkoop van de aandelen in de dochtervennootschap, de verkoop van de onroerendgoedportefeuille en de wijze waarop eiser later aan damagecontrol heeft gedaan. Hiermee is, wat ook van het handelen van eiser op dit punt zij, niet aannemelijk geworden dat eiser wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat een te lage overlijdensaangifte werd gedaan.’ Verder heeft de fiscus onvoldoende onderbouwd waarom de man als belastingadviseur dan wel als executeur-testamentair had moeten weten dat hij voor de waardering van de aandelen in de moedervennootschap in de overlijdensaangifte niet van de waarde van die aandelen in de aangifte erfbelasting had mogen uitgaan.