Bij een huiszoeking van de FIOD in de woning van een echtpaar dat samen een goudhandel drijft werden baren zuiver goud gevonden die niet in de administratie waren opgenomen. De rechtbank Gelderland constateert dat de man zich ervan bewust is geweest dat de baren goud tot het ondernemingsvermogen behoorden en in de administratie hadden moeten worden verantwoord. Daarom is het aannemelijk dat hij zich er ook van bewust is geweest dat het niet-verantwoorden ervan tot gevolg zou hebben dat zijn IB-aangiften onjuist waren en tot te lage belastingaanslagen zouden leiden. Dat de fiscus naheffingsaanslagen oplegde is dan ook terecht, oordeelt de rechtbank. Wel worden de aanslagen verminderd.
Goudhandel met Dubai
De man en zijn echtgenote drijven samen een VOF. De ondernemingsactiviteiten van de VOF bestaan uit de inkoop en verkoop van (voornamelijk) gouden sieraden. De VOF koopt nieuwe sieraden in bij een handelaar die in Dubai is gevestigd en verkoopt sieraden aan ondernemingen in Nederland en Europa en aan particulieren. Daarnaast koopt de VOF sieraden in, die zogenoemd sloopgoud opleveren. Het sloopgoud wordt voor een deel door de VOF omgesmolten tot baren goud die vervolgens weer worden geëxporteerd naar Dubai. Het overige sloopgoud wordt verkocht of omgesmolten, gezuiverd en weer teruggeleverd aan de VOF.
Naheffingsaanslagen
De Belastingdienst heeft over de jaren 2005 en 2006 een boekenonderzoek ingesteld bij de VOF. De fiscus constateerde gebreken in de administratie: de kasadministratie vormde naar het oordeel van de Belastingdienst geen betrouwbare basis voor de winstberekening. Zo werden terugleveringen van geraffineerd sloopgoud niet in de financiële administratie verwerkt, terwijl er over de jaren 2012-2015 toch voor ruim een miljoen euro aan goud was teruggeleverd. De fiscus legde daarom flinke navorderingsaanslagen IB/PVV en ZWV over die jaren op aan de man.
Rechtszaak: omkering en verzwaring van de bewijslast
De man spande daarop een zaak aan tegen de Belastingdienst over de aanslagen. De rechtbank komt ten eerste tot het oordeel dat de bewijslast in dit geval moet worden omgekeerd en verzwaard. De Belastingdienst heeft namelijk aannemelijk gemaakt dat de man voor alle aan de orde zijnde jaren niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Daarbij is relevant dat de teruggeleverde baren zuiver goud niet zijn verwerkt op de balans van de VOF en de bijbehorende facturen niet zijn opgenomen in de administratie. De baren zuiver goud zijn op deze manier onttrokken uit de VOF. Dit wordt ook ondersteund door bevindingen uit een FIOD-rapport, waaruit volgt dat bij een huiszoeking van de FIOD in de woning van de man baren zuiver goud zijn aangetroffen. Hij heeft hierover verklaard dat deze baren goud in de administratie van de VOF verwerkt hadden moeten worden. De man is zich er dan ook van bewust geweest dat hij de teruglevering van de baren goud ten onrechte niet heeft opgenomen in de administratie, constateert de rechtbank.
Belastingadviseur
Uit het boekenonderzoek blijkt dat het gaat om onttrekkingen van respectievelijk € 310.603 (2012), € 82.246 (2013), € 98.616 (2014) en € 20.200 (2015) die de man niet als resultaat in zijn aangiften IB/PVV heeft verantwoord. De verschuldigde belasting op basis van de ingediende aangiften is dan ook zowel absoluut als relatief aanzienlijk lager dan de belasting die verschuldigd is als gevolg van deze onttrekking. Omdat de man zich ervan bewust is geweest dat deze baren goud tot het ondernemingsvermogen behoorden en in de administratie hadden moeten worden verantwoord, is aannemelijk dat hij zich ook ervan bewust is geweest dat het niet-verantwoorden ervan tot gevolg zou hebben dat de aangiften onjuist waren en tot te lage belastingaanslagen zouden leiden. Voor zover de man een beroep op een pleitbaar standpunt heeft gedaan door erop te wijzen dat hij mocht vertrouwen op zijn belastingadviseur, kan dat niet slagen. Immers, de man heeft bewust ondernemingsvermogen buiten de administratie gehouden, en dan kan hij er niet op hebben vertrouwd dat de belastingadviseur met dat verborgen ondernemingsvermogen toch rekening heeft gehouden bij het indienen van de aangiften die op de onvolledige administratie zijn gebaseerd.
Schatting Belastingdienst te hoog
De beroepen worden verder dan ook behandeld met omkering van de bewijslast. Dat laat onverlet dat de fiscus gehouden is bij het vaststellen van de belastingaanslagen uit te gaan van redelijke schattingen. De rechtbank acht de schatting niet in haar geheel redelijk, voor wat betreft de omzetcorrecties voor de verkoop van de sieraden. De navorderingsaanslagen worden daarom op basis daarvan verlaagd. De rechtbank oordeelt dat de man niet voldoet aan de verzwaarde bewijslast voor het (tegen)bewijs en een verdere verlaging van de navorderingsaanslagen op basis daarvan dus niet wordt toegekend. De beroepen zijn wel gegrond vanwege de verlaging door de rechtbank van de redelijke schatting.