Een ondernemer werd naar eigen zeggen flink getroffen door de coronamaatregelen en startte daarom als alternatief met een voltijdse Hbo bachelor accountancy aan de Hogeschool Utrecht. De gemeente Amsterdam wees zijn aanvraag van een Tozo 3-vergoeding af, waarna de ondernemer een rechtszaak aanspande.
Tevergeefs, want de rechtbank Amsterdam oordeelt dat de gemeente de aanvraag mocht afwijzen. De studiefinanciering in de vorm van een rentedragende lening waar de man aanspraak op kon maken geldt als een voorliggende voorziening die als passend en toereikend kan worden aangemerkt.
Tozo-aanvraag
De man was per 1 januari 2017 eigenaar van een bedrijf. Met ingang van 1 september 2020 volgt hij een voltijdse Hbo bachelor accountancy aan de Hogeschool Utrecht. Op 6 oktober 2020 diende hij een aanvraag van Tozo 3 in bij de gemeente Amsterdam. De aanvraag werd op 2 december 2020 afgewezen, omdat de ondernemer jonger is dan 27 jaar, studeert en daarom recht heeft op studiefinanciering. De bezwaar- en beroepsprocedure die de man daarover aanspande leverde niets op. De gemeente bleef zich op het standpunt stellen dat de ondernemer geen recht heeft op Tozo 3, omdat hij student is en een lening bij Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) kan aanvragen. Volgens het college is deze lening een voorliggende voorziening die naar zijn aard en doel toereikend en passend is.
Rechtszaak
De ondernemer spande daarop een rechtszaak aan over de afwijzing. Bij de rechtbank licht hij toe dat hij een hardwerkende ondernemer is. Aangezien de corona-maatregelen lang duren heeft hij besloten om te beginnen met een studie. De man voert aan dat hij geen recht heeft op een prestatiebeurs en zijn vaste lasten niet kan betalen, de gemeente heeft dan ook ten onrechte zijn aanvraag afgewezen.
Wettelijk kader: Participatiewet
Voor de beoordeling van het geschil geldt dat op grond van artikel 5, onder e, van de Participatiewet (PW) onder een voorliggende voorziening elke voorziening buiten deze wet wordt verstaan waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de PW bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De Tozo vindt zijn grondslag in artikel 78f van de PW. Volgens vaste rechtspraak1 vormt de op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) tot de studiefinanciering behorende rentedragende lening een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de PW.
Oordeel rechtbank
De rechtbank komt op basis daarvan dat de aanvraag van Tozo 3 terecht is afgewezen. De rechtbank overweegt dat op grond van vaste rechtspraak een rentedragende lening op grond van de Wsf 2000 een voorliggende voorziening is die als passend en toereikend kan worden aangemerkt. Omdat de ondernemer stond ingeschreven voor een Hbo-opleiding en hij jonger is dan 30 jaar kan hij dus aanspraak maken op studiefinanciering in de vorm van een rentedragende lening. Dat hij van die aanspraak geen gebruik heeft willen maken omdat hij dan een schuld zou oplopen, maakt niet dat hij alsnog aanspraak kan maken op Tozo 3.
Naar het oordeel van de rechtbank is van dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de PW niet gebleken. Dringende redenen doen zich voor als er sprake is van een acute noodsituatie en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Volgens vaste rechtspraak is een acute noodsituatie aan de orde als een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Hiervan is in het geval van de ondernemer geen sprake.
Het beroep is dan ook ongegrond.