
Een horecabedrijf krijgt geen hogere NOW 3-subsidie omdat in de referentiemaand nét alle medewerkers waren ontslagen wegens een initiële afwijzing van de NOW 1-regeling, en later weer zijn aangenomen. Die omstandigheid is niet schrijnend genoeg, oordeelt de rechter, en de vergelijking met de TVL – die wel maatwerk mogelijk maakt – gaat mank.
Hoewel niet schrijnend, pakt de regeling voor de onderneming wel zeer ongelukkig uit. Dat er in de referentiemaand geen werknemers waren, had nu juist met de NOW-regeling te maken. Het bedrijf had namelijk op grond van de NOW 1 subsidie aangevraagd, maar die was in april 2020 afgewezen. Na bezwaar besluit het UWV in juni echter alsnog een tegemoetkoming uit te keren. Maar op dat moment is vanwege de eerdere afwijzing en de coronamaatregelen het personeel al ontslagen. In juni 2020 keert een deel van de werknemers weer terug, vanaf juli is het volledige personeel weer present.
Loonsom onevenredig laag
Ook onder de NOW 3-regeling doet de horecaonderneming een aanvraag en die wordt in december 2020 toegekend voor ruim € 8.300. Maar dat vindt de vrouw te weinig, want bij de berekening van de subsidie is het UWV uitgegaan van de loonsom in het aangiftetijdvak juni 2020, toen er veel minder personeel op de loonlijst stond. Voor de rechter vraagt ze alsnog een hogere NOW-uitkering. Ze wil maatwerk, omdat de loonsom over de maand juni 2020 eenmalig onevenredig laag was. Maar de eis wordt afgewezen, omdat er geen omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De onderneming doet nog een beroep op het evenredigheidsbeginsel: die zou op grond van de feiten en de voor haar onredelijke uitkomst recht hebben op maatwerk.
Dat beroep slaagt niet. Omwille van de uitvoerbaarheid is gekozen voor een vaste referentiemaand en ontbreekt een hardheidsclausule. ‘De NOW is een noodmaatregel. Hierdoor is de regeling generiek en grofmazig en kan niet altijd maatwerk worden geboden. De minister heeft onderkend dat de regeling voor sommige werkgevers (heel) nadelig kan uitwerken.’ Het UWV heeft voldoende gemotiveerd dat de uitvoerbaarheid van de regeling in gevaar komt als zou moeten worden afgeweken van juni 2020 als referentiemaand.
Gelijkheidsbeginsel gaat niet op
Het is voor de TVL-regeling echter wel mogelijk gebleken om in bijzondere omstandigheden maatwerk te bieden. Waarom kan dat dan niet voor de NOW, vraagt de ondernemer zich af. ‘Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld en dat, als dat niet het geval is, voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond moet bestaan. De rechtbank stelt vast dat de TVL andere voorwaarden kent dan de NOW 3. Dat eiseres bij de ene regeling wel in aanmerking komt voor een subsidie, betekent niet dat dit ook bij de andere regeling het geval zou moeten zijn.’ De TVL heeft wel de mogelijkheid om een andere referteperiode te kiezen en de NOW 3 niet en daarnaast gaat het in de TVL om de referentieperiode voor het omzetverlies, en niet – zoals in de NOW 3 – om de referentieloonsom. ‘Van gelijke gevallen is geen sprake’, concludeert de rechter dan ook.