
Beleggers in SNS kunnen voorlopig fluiten naar compensatie voor geleden verliezen. De Ondernemingskamer oordeelde woensdag dat het bestuur van de financiële instelling geen wanbeleid kan worden verweten.
De zaak, aangespannen door beleggersvereniging VEB, draait om de ondergang van SNS Reaal. In mei 2006 ging het bedrijf naar de beurs en was toen vele miljarden euro’s waard. Toen de staat zeven jaar later eigenaar werd om SNS Reaal van faillissement te redden, stond het aandeel op nul.
Geen wanbeleid
VEB beschuldigt het toenmalige bestuur van de bank van wanbeleid en zag zich gesteund door een onderzoeksrapport dat vorig jaar verscheen. De beleggersvereniging hoopte de Ondernemingskamer aan haar kant te vinden. Dit zou de deur openen zetten naar schadevergoedingen voor gedupeerde beleggers. Maar de Ondernemingskamer ziet het anders. Het bestuur van SNS heeft op onderdelen fouten gemaakt in de jaren sinds de beursgang, aldus de rechtbank, maar dat mag ‘niet verbazen gelet op de duur van de onderzoeksperiode en de uiterst roerige tijden waarin het bestuur en de raad van commissarissen probeerden de onderneming van de ondergang te redden’. Omdat het telkens ging om incidentele fouten of verkeerde inschattingen, is van stelselmatig wanbeleid volgens de Ondernemingskamer geen sprake.
Gebrekkige interne controle
Het onderzoek van vorig jaar stelde gebreken in de interne controle vast, alsmede een te grote bereidwilligheid om kredieten te verstrekken aan financieel zwakke partijen. Ook werden beleggers niet altijd goed geïnformeerd over de gang van zaken binnen de toenmalige bank en verzekeraar. Maar had de banktop Bouwfonds-dochter Property Finance niet overgenomen in 2006, dan was nationalisatie niet nodig geweest. Property Finance, dat veel in vastgoedfinanciering deed, kwam bij het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 in grote financiële problemen.
Hoge Raad
De VEB voert al jaren een juridische strijd om de verliezen voor voormalige beleggers in SNS Reaal te beperken. De belangenvereniging eiste ook dat de Staat gedupeerde aandeelhouders en obligatiehouders zou betalen voor hun stukken. De overheid vond dat hun beleggingen niets meer waard waren, maar de Ondernemingskamer was het daar niet helemaal mee eens. Die oordeelde dat een groep obligatiehouders recht heeft op een totaalbedrag van zo’n 800 miljoen euro. De Rijksoverheid is in beroep gegaan. De Hoge Raad doet in januari 2023 naar verwachting uitspraak. Afgelopen zomer adviseerde de advocaat-generaal de Hoge Raad dat de schadevergoeding voor de obligatiehouders in stand kan blijven.
Lees hier de uitspraak.