Een accountant en belastingadviseur werd ontslagen als financieel directeur bij het Almeerse veevoer- en kunstmestconcern van miljonair Piet Brokking wegens ernstig verwijtbaar handelen. Als minderheidsaandeelhouder in vastgoedpoot Fuikebrug BV van het Brokking-concern vroeg hij onlangs de Ondernemingskamer om daar in te grijpen. De jaarrekening 2020 van Fuikebrug zou volgens registeraccountant Ben Brouwer geen getrouw beeld geven van het vermogen en het resultaat. De Ondernemingskamer wijst echter het verzoek van Brouwer grotendeels af. Fuikebrug wordt alleen bevolen om in haar jaarrekeningen voor de verslagjaren na 2020 de restwaarde die wordt gekozen bij de afschrijving van gebouwen en bouwkundige investeringen nader te verantwoorden.
Het Brokking-concern
Fuikebrug is onderdeel van een concern dat twee ‘poten’ kent: een vastgoedpoot en een handels- en productiepoot waarin meer dan tien werkmaatschappijen zich bezighouden met het produceren en verhandelen van meststoffen en diervoederproducten. In de vastgoedpoot is Fuikebrug de leidende vennootschap. Zij houdt de aandelen in zes dochtervennootschappen en indirect in een Duitse GmbH. Aandeelhouders van Fuikebrug zijn Brokking’s Beheer BV van Piet Brokking voor 95,018% en Brouwer voor 4,982% van de aandelen. Op 28 december 2009 verkreeg Brouwer het aandelenbelang in Fuikebrug. Brokking’s Beheer is ook bestuurder van Fuikebrug en houder van alle aandelen in de vennootschap die aan het hoofd staat van de handels- en productiepoot.
Financieel directeur
Ben Brouwer is geregistreerd accountant en belastingadviseur. Op 1 oktober 1993 is hij als financieel directeur in dienst getreden bij Brokking’s Beheer. Enige maanden daarna kreeg hij een volledige volmacht. Op 1 januari 2000 is hij uit dienst getreden, waarbij hij een ontslagvergoeding heeft ontvangen. In de jaren daarna verrichtte hij werkzaamheden voor Brokking’s Beheer op basis van een overeenkomst van opdracht. Op 1 januari 2005 is Brouwer opnieuw bij Brokking’s Beheer in dienst getreden als financieel directeur. Hij verrichtte in die functie werkzaamheden voor het hele concern.
Ontslag
In 2019 is een geschil ontstaan tussen Brokking’s Beheer en Brouwer. Brokking’s Beheer heeft in een gerechtelijke procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht wegens ernstig verwijtbaar handelen. Dit verzoek is in eerste aanleg door de kantonrechter bij beschikking van 10 maart 2020 afgewezen maar in hoger beroep bij beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2020 toegewezen. Daarbij is bepaald dat Brokking’s Beheer geen vergoeding aan Brouwer verschuldigd werd.
Ondernemingskamer
Als minderheidsaandeelhouder stapte Brouwer naar de Ondernemingskamer over de jaarrekening van Fuikebrug over het boekjaar 2020, die was vastgesteld in de algemene vergadering van 26 mei 2021. Daar voerde hij aan dat de jaarrekening van Fuikebrug over het boekjaar 2020 en de daarin opgenomen vergelijkende cijfers over 2019 geen getrouw beeld geven van het vermogen en het resultaat en daarom niet voldoet aan het inzichtvereiste van artikel 2:362 BW. Er zouden onder anderen verschillende onduidelijkheden in de jaarrekening zitten. Bovendien staan volgens Brouwer een aantal evidente onjuistheden en fouten in de jaarrekening. Daarbij ging het onder anderen om de investering die Fuikebrug deed in het Polmanshuis in Utrecht.
Oordeel Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer is het echter grotendeels oneens met de lange rij bezwaren van de aan de kant gezette accountant en ziet in zijn stellingen onvoldoende basis voor het oordeel dat er bedragen onjuist zijn verwerkt. Wel is de Ondernemingskamer van oordeel dat vraagtekens zijn te plaatsen bij het categorisch toepassen van een restwaarde nihil. Dit past bij industrieel onroerend goed, maar waar het gaat om onroerend goed van andere aard (als beleggingsvastgoed) is een realistische schatting van de restwaarde aangewezen. De Ondernemingskamer ziet, gelet op de beperkte materialiteit van deze kwestie, geen aanleiding om een aanwijzing te geven met betrekking tot de jaarrekening 2020, maar wel om voor de verslagjaren na 2020 de afschrijving tot nihil nog eens kritisch te bekijken en de keuze voor de restwaarde nader te verantwoorden.
De slotsom is dan ook dat het verzoek van Brouwer grotendeels wordt afgewezen, met dien verstande dat de Ondernemingskamer aanleiding ziet op de voet van artikel 2:451 lid 3 BW Fuikebrug te bevelen in haar jaarrekeningen voor de verslagjaren na 2020 de restwaarde die wordt gekozen bij de afschrijving van gebouwen en bouwkundige investeringen nader te verantwoorden.
MH
CFO neemt eigen miljoenenclaim tegen baas op in boeken en krijgt ontslag