Bij de rechtbank Rotterdam stond Waalstede daarom onlangs opnieuw tegenover de voormalige bestuurder en diens persoonlijke holding. Vanaf de oprichting in 2007 tot 2011 was hij bestuurder van Waalstede geweest, daarna nog ruim twee jaar procuratiehouder.
De partijen zijn het er over eens dat de persoonlijke holding in de periode dat de man bestuurder was een schuld van € 151.365,88 aan Waalstede opbouwde, en dat die schuld is opgenomen in een bestaande rekening-courantverhouding voor onbepaalde tijd tussen Waalstede en de persoonlijke holding. In 2010 werd tussen partijen een rekening-courantovereenkomst ondertekend. De overeenkomst regelt alle wederzijdse vereffening van betalingsverplichtingen, wederzijdse kredietverstrekking en rentevergoeding, door onderlinge verrekening.
Standpunten
Volgens de voormalige bestuurder en zijn holding is de schuld met het beëindigen van de rekening-courantverhouding “vervallen/afgelost”, en bovendien inmiddels verjaard. Maar volgens Waalstede bestaat de schuld, vermeerderd met contractuele rente, nog steeds. Het bedrijf volhardt in de stelling dat het destijds niet op de hoogte was van de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst en het vervallen van de rekening-courantschuld. Volgens Waalstede hebben de voormalige bestuurder en zijn holding dat voor Waalstede verhuld en was het hiermee ook niet akkoord. Pas toen Waalstede recent kennisnam van het door de FIOD naar de voormalige bestuurder verrichte onderzoek en Waalstede naar aanleiding daarvan haar administratie van 2010 is gaan onderzoeken, kwam het bedrijf naar eigen zeggen pas in 2023 achter de afboeking van de schuld.
Doorslaggevende betekenis formele financiële stukken
Maar de rechtbank oordeelt dat de afboeking voldoende duidelijk kan zijn geweest: “Ongeacht of beëindiging van de rekening-courant en verrekening van het saldo in de aandelentransactie destijds is overeengekomen en of destijds formeel op de juiste wijze is opgezegd, geeft de rechtbank doorslaggevende betekenis aan de formele financiële stukken van Waalstede over het jaar 2010. Daaruit blijkt dat destijds naar die beëindiging is gehandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de jaarrekening over 2010 in opdracht van de directie van Waalstede is opgesteld door Sobu, sinds 2009 de accountant van Waalstede. Ter zitting heeft [persoon B] , die ten tijde van het opstellen van de jaarstukken 2010 bestuurder was, namens Waalstede erkend dat de jaarrekening 2010 is opgesteld op basis van de administratie van Waalstede. Toen die stukken werden opgesteld was [de voormalige bestuurder, red.] al geruime tijd geen bestuurder en aandeelhouder meer van Waalstede. […] In opdracht van Waalstede heeft Sobu ook het fiscaal rapport van 4 april 2012 over 2010 opgemaakt. Dat rapport vermeldt ook expliciet de afboeking van het saldo van de rekening-courant. […] Ter zitting heeft [persoon B] namens Waalstede erkend dat Waalstede dat rapport, dat ook is opgesteld op basis van de administratie van Waalstede, destijds heeft ontvangen. Op basis van dat rapport is ook aangifte vennootschapsbelasting 2010 gedaan.”
Voor eigen rekening
Als Waalstede geen kennis heeft genomen van die stukken, dan moet dat naar het oordeel van de rechter voor eigen rekening komen: “Desgevraagd heeft [persoon B] op zitting namens Waalstede over het fiscaal rapport met de expliciete vermelding van de beëindiging en afboeking verklaard dat Waalstede dat rapport destijds (in 2010) weliswaar heeft ontvangen, maar dat hij de inhoud niet heeft gecontroleerd, de beëindiging en de omvang ervan niet heeft gezien en erop vertrouwde dat het wel goed zat. Wat daar ook van zij, dat betekent niet dat Waalstede niet bekend geacht moet worden met de beëindiging en de afboeking van de rekening-courant met [de persoonlijke holding, red.]. Gelet op het feit dat de jaarrekening en het fiscaal rapport in opdracht van Waalstede door Sobu op basis van de toen aanwezige administratie zijn opgesteld en door Waalstede zijn ontvangen en akkoord bevonden, wordt zij geacht van die inhoud ook kennis te hebben genomen. Als zij dat niet heeft gedaan, komen de gevolgen daarvan voor haar rekening.”
Verjaring
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat Waalstede op 16 januari 2012 (toen de jaarrekening over 2010 werd vastgesteld) bekend was met de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst, en op 4 april 2012 (toen het fiscaal rapport over 2010 aan haar werd verstrekt) in elk geval met de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst én de afboeking van € 151.366,-. Dit betekent verder dat in het midden kan blijven of die beëindiging en afboeking het resultaat was van overeenstemming tussen partijen. Een eventuele vordering van Waalstede op de persoonlijke holding op grond van de niet betwiste rekening-courantovereenkomst is immers in elk geval verjaard op 5 april 2017, vijf jaren nadat de verjaringstermijn op 4 april 2012 is gaan lopen, terwijl de verjaring niet tijdig tussentijds is gestuit (artikel 6:140 lid 4 BW). De conclusie is dat de primaire vordering wordt afgewezen.
Ook op grond van ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad ziet de rechtbank geen reden tot toewijzing van de vordering. Daarmee worden alle vorderingen van Waalstede afgewezen.