De gemeente Den Haag besloot op 15 maart 2021 de aan een ondernemer over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 betaalde uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) terug te vorderen, een bedrag van € 3.177,09.
Bezwaar niet-ontvankelijk
De Haagse ondernemer tekende bezwaar aan tegen de terugvordering, maar dat werd op 7 juni 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De afwijzing van de gemeente werd gegrond op het feit dat er niet binnen de termijn van 6 weken bezwaar was gemaakt tegen het besluit. Volgens de gemeente Den Haag zijn er geen redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Juridisch kader
Daarop stapte de ondernemer naar de rechter. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit is toegezonden. Dit volgt uit artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), overweegt de rechtbank. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door de gemeente is ontvangen. Als een bezwaarschrift te laat wordt ingediend, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift de ondernemer niet is toe te rekenen. Dan laat de gemeente op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
Oordeel
Vaststaat dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 15 maart 2021 eindigde op 26 april 2021. De Haagse ondernemer heeft pas op 16 mei 2021 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is dus te laat ingediend. De ondernemer voert aan dat hij de gevraagde gegevens niet op tijd heeft kunnen aanleveren omdat hij juist weer bezig was om inkomsten te genereren. Volgens de ondernemer staat vast hij geen inkomsten had en dat hij aan de voorwaarden voldoet om een Tozo-uitkering toegekend te krijgen.
Ter zitting heeft de ondernemer aangevoerd dat zijn boekhouder het bezwaar voor hem heeft ingediend en dat hij dat wegens vakantie te laat heeft gedaan. In het bezwaarschrift is vermeld dat de ondernemer niet tijdig heeft kunnen reageren wegens een openstaande schuld bij het administratiekantoor. Wat daar ook van zij, de rechtbank is met de gemeente van oordeel dat wat de ondernemer heeft aangevoerd niet leidt tot de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om binnen zes weken na het primaire besluit bezwaar te maken. Voor zover zijn boekhouder dit niet tijdig namens hem heeft gedaan komt dat voor zijn eigen rekening en risico. Dit betekent dat de gemeente Den Haag het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, oordeelt de rechtbank.