Over de verdere aanpak van misbruik van doorstroomvennootschappen moeten vooral in Europees verband nadere afspraken worden gemaakt. Het kabinet zelf neemt op korte termijn geen nieuwe maatregelen op dat gebied. Dat blijkt uit de kabinetsreactie op 15 aanbevelingen van de Commissie doorstroomvennootschappen die staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) woensdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Commissie
Op verzoek van de Kamer heeft het vorige kabinet de commissie ingesteld die eind 2021 een advies heeft uitgebracht. De commissie constateert dat er relatief veel doorstroom door Nederland plaatsvindt en dat dit onwenselijk is. Het belang van doorstroomvennootschappen voor de werkgelegenheid en belastingopbrengsten is beperkt, terwijl deze vennootschappen negatieve effecten hebben op de belastingopbrengsten van andere landen en daarmee op de internationale reputatie van Nederland. Het kabinet onderschrijft deze conclusie, meldt Van Rij.
De commissie erkent dat er de afgelopen tijd al veel goede maatregelen genomen zijn in de aanpak van doorstroomvennootschappen. Een goed voorbeeld is de bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende landen die vanaf 2021 in werking is, en die vanaf 2024 ook voor dividenden zal gelden. Uit de meest recente cijfers van DNB blijkt dat het gewenste effect van de bronbelasting in de cijfers terug te zien is. Daaruit blijkt dat de stroom naar laagbelastende landen is gedaald van € 39 miljard in 2019 naar € 6 miljard in 2021. Dat is een daling van 85%. Er is bovendien geen waterbedeffect zichtbaar: de stromen naar andere doorstroomlanden (Hong Kong, Ierland, Luxemburg, Singapore en Zwitserland) zijn niet toegenomen. Dit laat zien dat de aanpak van doorstroom door Nederland werkt. De commissie ziet daarnaast wel ruimte voor een verdere aanpak van misbruik van doorstroomvennootschappen.
EU-brede aanpak
De commissie benoemt dat een internationale aanpak de voorkeur geniet boven een nationale aanpak. Het kabinet is het daarmee eens, schrijft Van Rij. ‘Het kabinet onderschrijft de noodzaak van een EU-brede aanpak om misbruik van doorstroomvennootschappen tegen te gaan. Er zijn namelijk grenzen aan wat unilateraal mogelijk is om belastingontwijking verder aan te pakken. Eenzijdige maatregelen kunnen ertoe leiden dat het probleem van internationale belastingontwijking zich alleen verplaatst. Het kabinet juicht daarom toe dat de Europese Commissie in december 2021 het EU-richtlijnvoorstel heeft gepubliceerd om misbruik van doorstroomvennootschappen aan te pakken. Het richtlijnvoorstel sluit inhoudelijk in hoge mate aan bij de aanbevelingen van de commissie. […] Het kabinet maakt zich hard voor een voortvarende behandeling van het EU-richtlijnvoorstel. […] Met een internationale aanpak wordt het oneigenlijk gebruik van doorstroomvennootschappen op een integrale en uniforme wijze aangepakt. Het kabinet is van mening dat unilateraal vooruitlopen op de implementatie van de EU-richtlijn geen effectieve oplossing is. Unilaterale maatregelen, die vooruitlopen op een richtlijn, zijn dan een zeer korte termijn van toepassing, vanwege de opvolgende wijziging als gevolg van een EU-richtlijn. Dat zou de rechtszekerheid niet ten goede komen en wisselend beleid is over het algemeen onnodig belastend voor de uitvoering. Daarom heeft het de voorkeur van het kabinet om allereerst onverkort in te zetten op een akkoord over de EU-richtlijn. Een dergelijk akkoord zorgt voor een gelijk speelveld in de EU op het gebied van de aanpak van ongewenste grensoverschrijdende doorstroomstructuren.’
In de Kamerbrief beschrijft Van Rij verder onder meer de reactie van het kabinet per afzonderlijke aanbeveling van de commissie. Daaruit blijkt dat de aanbevelingen vooralsnog tot weinig concrete acties leiden.
Kamerbrief met kabinetsreactie op de aanbevelingen van Commissie doorstroomvennootschappen