
Wanneer één van drie samenwonende zussen overlijdt, kwalificeert geen van de achterblijvende zussen als fiscale partner van de erflaatster. Het langdurig fiscaal partnerschap voor de inkomstenbelasting maakt niet uit, noch dat maar één van overgebleven zussen een beroep doet op de partnervrijstelling.
Drie zussen woonden meer dan vijf jaar samen in een in gemeenschappelijk bezit zijnde eigen woning en zij stonden alle drie op hetzelfde adres ingeschreven in de basisregistratie personen. Tussen de zussen is onderling geen notarieel samenlevingscontract gesloten.
Een van de zussen overlijdt in 2016 waarna haar zussen ieder de helft van de nalatenschap erven. In de aangifte erfbelasting doet één van de zussen een beroep op de partnervrijstelling van artikel 32, lid 1, onder 4, onderdeel a Successiewet (SW) (hierna: de partnervrijstelling). De derde zus heeft in de aangifte erfbelasting de partnervrijstelling niet toegepast.
De inspecteur weigert de vrijstelling omdat er geen sprake is partnerschap voor de erfbelasting. De vrouw maakt bezwaar en de inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Geen fiscaal partnerschap
De rechtbank Gelderland volgt de inspecteur omdat beide zussen als partner van de erflaatster kwalificeerden terwijl een persoon op enig moment slechts één fiscale partner kan hebben. De wetgever wilde geen uitzondering maken voor meerrelaties zonder notarieel samenlevingscontract.
Artikel 1a, lid 1 SW bepaalt dat voor de toepassing van de Successiewet en de daarop berustende bepalingen twee ongehuwde personen slechts als partner worden aangemerkt indien zij gedurende zes maanden voorgaand aan het overlijden: beiden meerderjarig zijn, op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen, ingevolge een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting hebben, geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn, en niet met een ander aan de genoemde voorwaarden voldoen.
Wederzijdse zorgverplichting
Op grond van artikel 1a, lid 3 SW geldt, voor het voldoen aan het feit dat beide zussen als fiscale partner van de erflaatster zouden kwalificeren, de voorwaarde ‘ ingevolge een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting hebben ‘niet voor personen die tot het tijdstip van het overlijden gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren stonden ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen.
Tijdens de parlementaire behandeling van de per 1 januari 2010 gewijzigde Successiewet is bepaald dat In het nieuwe uniforme basispartnerbegrip iedereen maar één partner kan hebben en dat er geen plaats meer is voor de zogenoemde meerrelaties.
Partnerbegrip
Hierbij wordt er ook geen aanleiding gezien om een uitzondering te creëren voor broers en zusters die in de ouderlijke woning zijn blijven wonen. De omstandigheid dat in dit geval niemand als fiscale partner van erflaatster is aan te merken, past binnen de uniformering van het partnerbegrip, zo blijkt uit het oordeel tijdens de parlementaire behandeling.
Het maakt niet uit dat er voor de inkomstenbelasting wél steeds sprake was van fiscaal partnerschap, noch dat de andere zus geen beroep doet op de partnervrijstelling.
Een beroep, door de vrouw, op het gelijkheidsbeginsel slaagt ook niet, zo blijkt uit de wet, omdat personen die een notarieel samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting hebben gesloten immers juridisch bezien in een andere verhouding tot elkaar staan dan personen die geen wederzijdse zorgplicht tot elkaar hebben.
Slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de vrouw geen recht heeft op toepassing van de partnervrijstelling.