
Bij een geschil tijdens een beroepsprocedure overlegt een inspecteur diverse ordners en doet hij voor negen ordners een beroep op geheimhouding. De hoofdkamer moet zich gaan buigen over de vraag of alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overlegd door de inspecteur, vóórdat de geheimhoudingskamer het beroep op geheimhouding opnieuw gaat behandelen.
Een moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vpb wil in oktober 2011 een andere vennootschap toevoegen aan de fiscale eenheid. De inspecteur komt toe aan het verzoek en hij geeft een beschikking af voor de fiscale eenheid voor de vpb .
In het vastgestelde rapport, na een boekenonderzoek, vermeldt de inspecteur dat de vennootschap toch niet in de fiscale eenheid met de bv als moedermaatschappij kan worden opgenomen en dat derhalve ten onrechte aan het verzoek tot (toe)voeging tegemoet is gekomen.
De reden die hij hiervoor aangeeft is dat de bv niet de economische eigendom van ten minste 95% van de aandelen in de vennootschap bezit. Na het hoger beroep dat de bv instelt overlegt de inspecteur 33 ordners en doet voor negen ordners een beroep op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.
Omvangrijk dossier
De geheimhoudingskamer constateert dat het geschil materieel bezien in de kern gaat om de vraag of voor de vpb een dochtermaatschappij in een fiscale eenheid kan worden gevoegd. Ze vindt dat dit op zichzelf bezien overzichtelijke geschilpunt heeft geleid tot een zeer omvangrijk dossier.
De rechtbank stelt vast dat de totale omvang van de door de inspecteur aangeleverde stukken, waaronder drie verhuisdozen met nagenoeg alleen maar e- mailverkeer uit de administratie van de bv zelf, mede te verklaren is doordat de bv bij de inspecteur erop heeft aangedrongen om alle stukken te overleggen.
De bv heeft daarbij onder meer nadrukkelijk verzocht om overlegging van interne documenten van de inspecteur, zoals aantekeningen, e-mails, gespreksverslagen en interne communicatie, betrekking hebbende op de periode 2011 tot heden.
Tijdsbeslag
De rechtbank twijfelt aan de toegevoegde waarde die kan worden toegekend aan bij voorbeeld op het integraal overleggen van mails met bijlagen waarin door belastingdienstambtenaren, via ‘wijzigingen bijhouden’ gezamenlijk aan concept-stukken wordt gewerkt.
De rechtbank vraagt zich af of de met overlegging (door inspecteur) en raadpleging (door de geheimhoudingskamer) daarvan gemoeide tijd opweegt tegen de uiteindelijke relevantie daarvan voor het belastinggeschil. De tijd die hiermee gemoeid is kan een belemmering zijn voor een succesvol beroep op de geheimhouding door de inspecteur.
Desondanks is het belangrijk dat partijen in een procedure in beginsel recht hebben op kennisneming van alle stukken uit het dossier en op een eerlijk proces. Dat neemt niet weg dat op dit recht uitzonderingen mogelijk zijn.
Voor een van die uitzonderingen is vereist dat sprake is van ‘gewichtige redenen ‘. En als die redenen er zijn beslist de rechter vervolgens of de gewichtige redenen geheimhouding van een stuk rechtvaardigen.
Terughoudendheid
Bij het beroep op de geheimhouding, zo stelt de geheimhoudingskamer, dient de grootst mogelijke terughoudendheid te worden betracht. Pas als de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde gewichtige redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van de bv bij kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Hierbij moet de geheimhoudingskamer ook toetsen of de stukken waarvan geheimhouding wordt gevraagd van significant belang zijn voor de beoordeling van de zaak door de hoofdkamer.
De inspecteur heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij de inhoud van de negen ordners in ongeveer tien werkdagen heeft samengesteld en daarna niet meer, ook niet in het kader van het (hoger) beroep, heeft bekeken en beoordeeld of terecht een beroep op geheimhouding is gedaan. Voor twee stukken heeft hij ten onrechte een beroep op geheimhouding gedaan.
Zorgvuldig kijken naar overlegde stukken
Volgens de geheimhoudingskamer is het van belang dat niet alleen de inspecteur nog eens zorgvuldig kijkt naar zijn beroep op geheimhouding, maar dat tevens de hoofdkamer kijkt of de inspecteur heeft voldaan aan zijn verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, wat de bv steeds heeft betwist..
In aanmerking genomen dat de vraag of het dossier compleet is, oftewel of alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd, in de regel vooraf gaat aan de vraag of een beroep op geheimhouding van (een deel van) die stukken gerechtvaardigd is, is het van belang dat de hoofdkamer die vraag eerst beantwoordt.
Het hof beslist dat de inspecteur het beroep op geheimhouding (negen ordners) opnieuw beoordeelt en het hof over de uitkomst hiervan bericht.