Op verzoek van de Tweede Kamer ging staatssecretaris Van Rij van Financiën onlangs in een kabinetsreactie op het Global Tax Evasion Report 2024 en The State of Tax Justice 2023 uitgebreid in op het onderwerp belastingontwijking.
De onderzoekers in The State Of Tax Justice 2023 stellen dat landen jaarlijks 480 miljard dollar aan belastingopbrengsten mislopen vanwege belastingontwijking door multinationals (311 miljard) en ontduiking door rijke individuen (169 miljard). Het rapport Global Tax Evasion Report 2024 bevat een samenvatting van meerdere onderzoeken die zijn gedaan naar belastingontwijking en belastingontduiking. Staatssecretaris van Rij spreekt zich in de Kamerbrief uit over enkele geconstateerde bevindingen.
Het kabinet deelt de constatering in het rapport dat de automatische informatie-uitwisseling van bankrekeninggegevens door banken al in 122 landen een succes is gebleken. Het kabinet is zelfs verheugt dat volgens het rapport de omvang van belastingontwijking door individuen via buitenlandse bankrekeningen in de afgelopen tien jaar met een factor drie is gedaald. Het rapport beveelt aan om de automatische uitwisseling van gegevens verder uit te breiden naar vastgoed. Het kabinet staat positief tegenover het verkennen van de mogelijkheden om automatische uitwisseling van informatie over onroerend goed uit te breiden naar landen buiten de EU. Dit heeft Nederland ook aangegeven bij de OESO.
De staatssecretaris herkent zich niet in de stelling dat Nederland wordt aangewezen als een van de landen waar in de onderzochte jaren 2016-2020 relatief veel winsten naar toe werden verschoven. In die jaren zou het gaan om een bedrag van $ 140 miljard. De resultaten noemt van Rij vertekend omdat het onderzoek gebruik maakt van Amerikaanse economisch-statistische gegevens over winsten van Amerikaanse bedrijven in Nederland. Deze gegevens komen volgens de onderzoekers niet overeen met statistieken die Eurostat heeft en publiceert over de winsten van Amerikaanse bedrijven in Nederland.
Daarnaast maakt ook dit onderzoek, net als The State of Tax Justice, gebruik van gegevens uit landenrapporten (country-by-country gegevens) en zijn deze gegevens in hun huidige vorm niet betrouwbaar voor het meten van belastingontwijking. Tot slot geeft de staatssecretaris aan dat de gegevens uit het onderzoek van 2020 zijn. Sindsdien zijn nog veel nieuwe maatregelen tegen belastingontwijking in werking getreden waarvan de effecten nog niet zichtbaar zijn.
Winstverschuiving
Van Rij ziet wel het belang in het feit dat het onderzoek een ruime definitie hanteert van het begrip “winstverschuiving”. Het model waar de onderzoekers vanuit gaan is bijvoorbeeld alleen gebaseerd op de loonsom van bedrijven. Alles wat afwijkt van het model rekenen de onderzoekers toe aan belastingontwijking. Hij vindt dat ook winst kan worden behaald met bijvoorbeeld materiële of immateriële activa, en dat het juist de (zeer) winstgevende bedrijven zijn die internationaal opereren.
Het kabinet erkent dat het Nederlandse stelsel in het verleden kwetsbaar was voor belastingontwijkende structuren waarbij Nederland werd gebruikt als doorstroomland naar belastingparadijzen. Het kabinet vindt dat Nederland daarom de afgelopen jaren veel maatregelen tegen belastingontwijking heeft genomen. Een belangrijke maatregel tegen doorstroom naar belastingparadijzen, noemt van Rij, is de bronbelasting op renten, royalty’s en, per 1 januari 2024, ook op dividenden. Het kabinet ziet een daling van de financiële stromen naar belastingparadijzen van € 38 miljard in 2019 naar € 6 miljard in 2022. Dat is een aanzienlijke daling. Het lijkt er dus op dat de aanpak werkt, aldus van Rij.
Van Rij vindt dat het kabinet ook in demissionaire status de strijd tegen belastingontwijking voortzet. Daarbij is het uiteraard van belang dat de aanpak effectief is. Internationale belastingontwijking is het meest effectief aan te pakken met een gecoördineerde internationale aanpak, schrijft de staatssecretaris. Bij nationale maatregelen bestaat namelijk het risico dat belastingontwijking zich alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het kabinet nu nog steeds op internationale maatregelen.
Dividendstripping aangepakt
Nationaal blijft het kabinet volgens van Rij stappen zetten tegen belastingontwijking. Zo heeft het kabinet per 2024 de aanpak van dividendstripping door de Belastingdienst versterkt. Verder wil het kabinet het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen aanpakken door de drempel van de earningsstrippingmaatregel specifiek voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten.
Staatssecretaris van Rij noemt het akkoord op de wereldwijde minimumbelasting (Pijler 2) een belangrijke mijlpaal ‘omdat het een ondergrens stelt aan de belastingconcurrentie tussen staten’. Evenals de onderzoekers in het rapport is van Rij kritisch op het tarief van 15%. Maar, zo geeft hij aan, ‘het tarief van 15% is een minimum en de genoemde aanpassingen zijn onderdeel van een politiek compromis’. Deze aanpassingen waren echter noodzakelijk voor het bereiken van een internationaal akkoord. Hoewel de belastingopbrengsten misschien lager waren dan verwacht blijft het akkoord ‘baanbrekend ‘. Het vermindert namelijk de prikkel voor multinationale groepen om winsten te verschuiven naar laagbelastende staten. En het roept een halt toe aan de race naar de bodem in de winstbelasting.
De aanbeveling van de onderzoekers van het rapport om de minimumwinstbelasting te verhogen naar 25% neemt de staatssecretaris liever niet over. Het minimumbelastingtarief van 15% weerspiegelt volgens hem een consensus van een internationaal aanvaarde standaard voor een minimumbelasting (waar tevens rekening is gehouden met de positie van ontwikkelingslanden). Aangezien het om een effectief tarief gaat dat wordt berekend per staat, verwacht het kabinet dat een minimumbelastingtarief van 15% voldoende effectief is om belastingconcurrentie in te dammen.
Nieuwe vormen van belastingconcurrentie
Een punt dat door de onderzoekers van het rapport aandacht verdiend is dat er de afgelopen vijftien jaar nieuwe vormen van belastingconcurrentie in de inkomsten- en vermogensbelasting ontstaan via gunstige fiscale regelingen. Deze zogeheten ‘preferentiële regimes’ variëren van een gunstige fiscale behandeling van personen met schaarse expertise tot regelingen die zich puur richten op het aantrekken van ‘high net worth individuals’ (HNWI’s).
Om te voorkomen dat HNWI’s emigreren om gebruik te maken van preferentiële regimes, doen de onderzoekers de volgende aanbeveling: HNWI’s die een lange periode in een land hebben gewoond en daar grotendeels hun vermogen hebben opgebouwd, blijven nog voor een bepaalde periode belastbaar in dat land nadat zij geëmigreerd zijn.
Voor nieuwe vormen van belastingconcurrentie hebben de onderzoekers een overzicht opgesteld van gunstige fiscale regelingen voor individuen in de Europese Unie, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Zo zijn er regelingen voor zogenoemd ‘binnenlands inkomen’ en die hebben verlaagde tarieven voor inkomen verdiend uit bepaalde economische activiteiten om werknemers met een hoog inkomen of met specifieke kennis of vaardigheden, zoals wetenschappers, artiesten en atleten, aan te trekken. Regelingen voor zogenoemd ‘buitenlands inkomen’ hebben een gunstige belastingheffing van inkomen dat buiten het desbetreffende land afkomstig is terwijl het binnenlandse inkomen regulier belast wordt. Ten slotte hebben regelingen voor pensioen een verlaagde belastingheffing van buitenlands inkomen uit pensioen om gepensioneerden aan te trekken.
De onderzoekers hebben voor deze regelingen vervolgens ingeschat wat de budgettaire gevolgen ervan zijn en in welke mate zij schadelijk zijn. Daarvoor hebben de onderzoekers gelet op een aantal aspecten van de regeling: de duur, de voorwaarden die aan de hoogte van het inkomen worden gesteld, of er eisen zijn voor de aard van de verrichte economische activiteit en de omvang van het belastingvoordeel. Van Rij reageert hier op door te stellen dat dit soort regelingen ook beschreven zijn in de Kamerbrief ‘Vervolg belastingheffing high net worth individuals’ die in het najaar van 2023 aan de Tweede Kamer is verstuurd.
Subsidierace
Om de transitie naar een groene economie te stimuleren introduceren landen op verschillende plekken in de wereld groene subsidies. Volgens het rapport hebben de vele groene subsidies van de Chinese overheid en de introductie van de IRA een subsidierace tot gevolg. Het rapport erkent dat dit een positief effect heeft voor de transitie naar een koolstofvrije economie. Hoewel er geen concreet onderzoek is gedaan vreest het rapport echter dat deze subsidiemaatregelen mogelijk ervoor zorgen dat de ongelijkheid wordt vergroot. Dit zou komen doordat deze subsidies en tax credits toekomen aan aandeelhouders en rijke individuen.
Het rapport vreest dat de kosten van de groene subsidies mogelijk groter zijn dan de opbrengsten van maatregelen die zijn getroffen om belastingontwijking tegen te gaan. Het rapport wijst op het risico dat de groene subsidies kunnen hebben voor de globale handel, indien landen voorwaarden stellen aan de subsidies die zijn gericht op het gebruik van binnenlandse producten.
Staatssecretaris van Rij geeft aan dat bij het vergroenen van de economie Nederland en de EU gebruik maken van een breed pakket aan maatregelen. Het is lastig om de in het rapport vaak aangehaalde maatregelen uit de IRA direct te vergelijken met de EU-maatregelen en nationale maatregelen van lidstaten. Qua doelstelling kan de vergelijking worden gemaakt met het Fit-for-55- pakket (FF55), het klimaat en verduurzamingspakket van de EU dat ervoor moet zorgen dat de emissies in de EU met ten minste 55% worden gereduceerd ten opzichte van 1990, en de Green Deal.
Het kabinet houdt in het klimaatbeleid rekening met het nut voor de maatschappij, waarbij de bijdrage aan de klimaatdoelen en de kosten voor de maatschappij worden meegewogen. . Zo is het voor de rechtvaardigheid belangrijk dat de vervuiler betaalt, dat verduurzaming loont, dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en dat subsidies vooral gaan naar hen die ze het hardst nodig hebben.
Persoonlijke houdsterentiteiten
Volgens de onderzoekers van het rapport gebeurt belastingontduiking in toenemende mate door gebruik van persoonlijke houdsterentiteiten. Mede hierdoor zijn HNWI’s, en dan met name miljardairs, volgens het rapport in staat de effectieve belastingdruk te reduceren tot omgerekend 0% tot 0,5% op hun totale vermogen. Voor drie landen zijn schattingen beschikbaar van de effectieve belastingdruk van huishoudens en de top 1% en 0,1% en 0,01% hoogste inkomens, te weten de VS, Frankrijk en Nederland. Hieruit blijkt voor Nederland dat voor de rijkste 1% huishoudens de effectieve belastingdruk sterk afneemt met de hoogte van het inkomen: van 40% naar 21%.
De staatssecretaris stelt dat internationale afspraken eveneens de fiscale concurrentie verminderen tussen landen. Nederland heeft meermaals richting de OESO aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken, aldus de staatssecretaris.
Kamerbrief met kabinetsreactie over Global Tax Evasion Report en State of Tax Justice