Indien een auto door een werkgever ook voor privédoeleinden ter beschikking wordt gesteld aan een werknemer, dan wordt als uitgangspunt een voordeel als loon in aanmerking genomen (de bijtelling privégebruik), zo volgt uit art. 13bis, eerste lid, eerste volzin van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB).
Privégebruik
De Belastingdienst gaat er vanuit dat een auto in ieder geval ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt (het wettelijk vermoeden van privégebruik). Dit vermoeden houdt stand tenzij belanghebbende overtuigend aantoont dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Dit kan aan de hand van een rittenregistratie, maar bewijs mag ook op een andere manier worden geleverd.
Naheffing bij BMW
Een vrouw reed een BMW 118i van de zaak. In de loonaangiften vond geen bijtelling voor privégebruik van de auto plaats. De inspecteur verzocht om meer informatie en constateerde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat ze minder dan 500 kilometer privé had gereden. Hij legde een naheffingsaanslag van bijna 7000 euro op plus een verzuimboete van 10%. De vrouw maakte bezwaar maar dat werd afgewezen. Dus stapte ze naar de rechter.
Google Maps
De inspecteur bracht daar in dat de rittenadministratie niet sluit dan wel onjuistheden bevat. Zo zat er volgens hem voor woon-werk een verschil tussen gereden kilometers volgens de rittenregistratie en die volgens Google Maps. En daar kwam nog iets bij: de vrouw had een snelheidsboete gekregen op een plaats waar de auto volgens de rittenadministratie niet geweest kon zijn. Daarbij voerde de inspecteur aan dat voor een aantal andere ritten, met name naar horecagelegenheden en hotels, de zakelijkheid van (een aantal van) deze ritten niet was aangetoond met bescheiden.
Geen tankbonnen
De vrouw wierp tegen dat zij geen tankbonnen had aangeleverd maar wel creditcardafschrijvingen van de tankbeurten. Ter zitting voerde zij aan dat vandaag de dag nog zelden met papieren bonnen wordt gewerkt. Aan de hand van andere bescheiden zou zij bovendien het zakelijke doel van bepaalde afspraken hebben aangetoond. Zij deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, in de zin dat zij op basis van communicatie met de inspecteur het vertrouwen had dat geen naheffingsaanslag zou volgen. De vrouw zei niet te begrijpen waarom eerst slechts over enkele (Duitse) ritten werd gecommuniceerd, en dat daarna de hele rittenregistratie onderwerp van geschil was geworden.
Onvolledig
De rechtbank merkte als eerste op dat het opvallend was dat de vrouw twee rittenregistraties over de eerste helft van 2021 had verstrekt en dat de begin- en eindstand van de kilometerteller per registratie verschilde. Verder constateerde de rechtbank een verschil van ongeveer 250 kilometer tussen de afgelegde kilometers woon-werkverkeer volgens de rittenregistratie en de afgelegde kilometers woon-werkverkeer volgens de berekeningen op Google Maps en de ANWB-routeplanner. Verder stelde de rechtbank vast dat op een dag en tijd waarop volgens de rittenregistratie de woon-werkverkeer route werd gereden, een verkeersovertreding is geconstateerd op een andere plek. Ten aanzien van genoemde punten had de vrouw onvoldoende verklaring gegeven.
Vertrouwensbeginsel
De rechtbank sloot niet uit dat het verwarrend kon zijn geweest voor de vrouw dat de inspecteur in de aanslagfase slechts de ritten van 8 en 9 oktober ter discussie had gesteld en pas in de bezwaarfase ook over de andere ritten vragen stelde. Deze handelwijze van de inspecteur betekende volgens de rechtbank niet dat er een toezegging of standpuntbepaling was gedaan. In de bezwaarfase mag de inspecteur om meer uitleg vragen bij ritten die in de aanslagfase niet zijn besproken en daarbij alle relevante feiten heroverwegen.
Verzuimboete
De naheffing was dus terecht en de vrouw kon geen beroep doen op het vertrouwensbeginsel. Ook op de verzuimboete viel niets af te dingen, aldus de rechtbank.
Lees hier de uitspraak