Een man exploiteert samen met een echtpaar een melkveehouderij in Duitsland. Hij is mede-eigenaar van een administratiekantoor en is als adviseur betrokken bij de aankoop van de boerderij. Het echtpaar heeft de boerderij met landbouwgrond, melkquota, woonhuizen en bedrijfsgebouwen op 24 februari 2004 gekocht voor circa € 600.000,- en ingebracht in een maatschap. De man gaat de verplichting aan om voor zijn rekening en risico een ligboxenstal voor 200 dieren te bouwen en die aan de maatschap te verpachten. Hij activeert de stal per 20 april 2011 op de balans van zijn eenmanszaak voor een bedrag van € 592.780,-. Voor de financiering ervan is hij in 2005 en 2006 drie leningen aangegaan op eigen naam.
Verkoop ligboxenstal niet aangegeven
Nadat eerder al delen van het perceel waren verkocht, verkoopt de maatschap de boerderij, zonder melkquota, in 2012 aan een derde voor € 606.000,-. De uitgebreide ligboxenstal wordt ook verkocht. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 geeft de man een verlies aan van € 523.451,- vooral ontstaan door afwaardering van de ligboxenstal naar nihil In zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 heeft hij € 93.252,- aangegeven onder ‘overige opbrengsten’ in verband met de (separate) verkoop van de inventaris en onroerende bestanddelen van de ligboxenstal, maar geen opbrengst verkoop van de ligboxenstal zelf.
Het Openbaar Ministerie vervolgt de man voor onjuiste of onvolledige aangiften inkomstenbelasting 2012 en 2013’, omdat in geen van die aangiften de opbrengst verkoop van de ligboxenstal boven boekwaarde (nihil) is aangegeven. De aangifte 2012, ingediend in 2014, is volgens het OM onjuist omdat ten onrechte de ligboxenstal op nihil is gewaardeerd, terwijl de stal is verkocht voor ruim € 250.000,- en er dus ten onrechte fiscaal verlies is genomen. De aangifte over 2013, ingediend in 2015, acht het OM onjuist omdat de opbrengst verkoop van de ligboxenstal boven nihil niet als bate is opgegeven.
De nadeelberekening van de FIOD vermeldt dat het nadeel niet exact berekend kan worden omdat het aangegeven verlies groter is dan het inkomen van de drie voorgaande jaren waarmee het verrekend zou hebben kunnen worden. Het nadeel voor de fiscus zou 38% van € 251.000,- = € 95.380,- belopen als het aangegeven verlies verrekend zou zijn met het inkomen van de drie voorgaande jaren.
Uitbreiding ligboxenstal meer dan uitbouwtje
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geen aanleiding te veronderstellen dat de waarde van de ligboxenstal tijdens de verkoop nihil was. De man verklaart tijdens de zitting dat de uitbreiding van de ligboxenstal slechts ‘beton’ betreft en een uitbouwtje aan de zij- en achterkant van de oude bestaande ligboxenstal. Het hof overweegt dat het om een forse uitbouw gaat (van minimaal 200 ligboxen) en dat uit het dossier blijkt dat het hele gebouw is voorzien van een nieuw dak en vrijwel zeker een nieuwe vloer.
Het restant van de leningen (€ 392.753,-) die de man ten behoeve van de bouw van de stal had afgesloten, is namens hem door de maatschap afgelost. De man meent een pleitbaat standpunt te hebben omdat de stal door natrekking eigendom van de maatschap was geworden. De middelen voor de aflossing van de leningen komen uit de verkoop van de gebouwen (inclusief de ligboxenstal) en inventaris. Volgens het hof heeft de man nagelaten het voordeel ,dat als winst uit onderneming moet worden gekwalificeerd, op te voeren in zijn aangifte 2013. Daarmee is volgens het hof de aangifte onjuist of onvolledig gedaan.
Opbrengsten puur voor eigen gewin verzwegen
Het hof overweegt dat de Belastingdienst erop moet kunnen vertrouwen dat belastingplichtigen hun inkomen op juiste wijze aangeven. Hoewel juist van een adviseur verwacht mag worden dat hij die verplichtingen op integere wijze nakomt, heeft hij puur ten behoeve van zijn eigen gewin getracht opbrengsten aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken. Het hof oordeelt dat de man geen winst, maar een verlies van € 523.451,- heeft aangegeven en daarin zit het belastingnadeel, en vermoedelijk ook de aanleiding voor strafvervolging in plaats van administratieve afdoening.
Het is gebruikelijk, naar het oordeel van het hof, om voor belastingfraude van deze omvang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Volstaan wordt met een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad oordeelt dat de man opzettelijk onjuiste en/of onvolledige IB-aangiften heeft gedaan Omdat de redelijke termijn voor berechting is overschreden wordt de taakstraf verminderd tot 228 uren, subsidiair 114 dagen hechtenis.