Uitspraak: 24/210 Wtra AK
Vader en moeder waren in wettelijke gemeenschap van goederen getrouwd. Moeder stelde in 2001 een testament op, waarin ze het recht van vruchtgebruik van haar gehele nalatenschap legateerde aan vader. Een pleegkind werd benoemd tot enig erfgenaam, onder de afgifte van een legaat van vruchtgebruik aan vader. Moeder overleed op 24 oktober 2006. De huwelijksgemeenschap werd vanwege het overlijden van moeder ontbonden. Tussen vader en de enig erfgenaam werd op 30 oktober 2015 een notariële akte van verdeling en afgifte vruchtgebruik verleden op grond waarvan enig erfgenaam een vordering op vader verkreeg van € 744.145, te verminderen met € 50.280 wegens verschuldigde successierechten. Op de vordering werd ten gunste van vader het recht van vruchtgebruik gevestigd, waardoor vader geen rente was verschuldigd.
Forse aanslag erfbelasting, tuchtklacht
Vader overleed op 1 december 2021. Uit het concept van de aangifte erfbelasting die door een belastingadviseur werd opgesteld volgde dat er een bedrag van € 142.259 aan erfbelasting verschuldigd zou zijn. Dat was flink meer dan waarop was gerekend, en de enig erfgenaam besloot daarop om de accountant aan te klagen bij de Accountantskamer.
Volgens de enig erfgenaam en een tweede klager had de AA namelijk gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Hij zou hebben nagelaten om hen duidelijkheid te verschaffen over de werking van het testament van vader en de akte van verdeling ten aanzien van de hoogte van de erfbelasting. De accountant zou de klagers de onjuiste visie hebben gegeven dat ze middels rente over het vruchtgebruik de erfbelasting tot nihil konden reduceren. Ook zou hij hebben nagelaten om hen en vader te adviseren om op redelijk eenvoudige wijze erfbelasting te besparen.
Uitleg over werking testament
De Accountantskamer overweegt als volgt. De klacht luidt dat de AA heeft nagelaten om de klagers duidelijkheid te verschaffen over de werking van het testament van vader. Het gaat klagers blijkens de toelichting op de klacht echter in wezen om het testament van moeder omdat ten gevolge van dat testament en het daarin opgenomen vruchtgebruiklegaat, thans (meer) erfbelasting is verschuldigd, daargelaten dat destijds, na het overlijden van moeder, door het vruchtgebruiklegaat erfbelasting is bespaard zoals betrokkene onweersproken heeft gesteld. De Accountantskamer gaat ervan uit dat klagers hebben gedoeld op uitblijvende duidelijkheid over de werking van het testament van moeder, dat in 2000 is opgesteld. Het is, zo overweegt de Accountantskamer, in de eerste plaats aan de notaris om de wensen van de erflater te bespreken, die vast te leggen in een testament en voorlichting te verstrekken over de gevolgen ervan. Een accountant, die eventueel kennis neemt van het testament van zijn klant, heeft hierin geen proactieve rol, tenzij er een gerichte vraag is gesteld. Daarvan is in deze kwestie niet gebleken, constateert de Accountantskamer.
De klagers hebben naar het oordeel van de tuchtrechter niet aannemelijk gemaakt dat de accountant, toen vader nog leefde, tijdens een of meerdere gesprekken heeft geadviseerd over de verschuldigde erfbelasting na het overlijden van vader. Dat onderwerp is pas na diens overlijden aan de orde geweest en tijdens dat gesprek heeft betrokkene een voorbehoud gemaakt bij de uitgesproken verwachting dat er niet veel erfbelasting werd verwacht.
Geen advies over besparing op erfbelasting
Ook het klachtonderdeel waarin werd gesteld dat de AA naliet om de klagers en vader te adviseren om op redelijk eenvoudige wijze erfbelasting te besparen, is ongegrond. Vader noch de klagers hebben aan de accountant of het accountantskantoor waar hij werkzaam is de opdracht gegeven om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn erfbelasting te besparen. De klagers menen dat een dergelijke opdracht kan worden ontleend aan de generieke zorgplicht van een accountant, maar die mening is naar het oordeel van de Accountantskamer onjuist. Het behoort niet zonder meer tot het takenpakket van een accountant die zich bezighoudt met de samenstelling van de jaarrekeningen en belastingaangiftes, om ook ongevraagd te adviseren op het gebied van estate planning. Het is ook maar zeer de vraag of vader wel had ingestemd met een schenkingsplan zoals door klagers voorgesteld, constateert de tuchtrechter. Vaststaat immers dat vader bij leven, in een periode van vijf jaren, al een bedrag van € 460.700 heeft weggeschonken, maar op enig moment daarmee is gestopt. Het veronderstelde causale verband tussen de wens van klagers om erfbelasting te besparen en de wil van vader om in de uitvoering daarvan zijn vermogen weg te schenken is slechts gegrond op de niet te verifiëren stelling dat vader zo fiscaal gunstig mogelijk opereerde. Dat acht de Accountantskamer onvoldoende.