Een onderwijsstichting heeft acht basisscholen, verdeeld over negen locaties. Elke locatie heeft een directeur en aan het hoofd van de stichting staat een bestuurder. Op 27 juni 2023 sluiten de onderwijsstichting en een interim-directeur een “Tweepartjenovereenkomst van opdracht”. De interim-directeur neemt de dagelijkse en integrale leiding van één van de onder de onderwijsstichting vallende scholen op zich. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 14 augustus 2023 tot 19 juli 2025.
Een voormalig bestuurder van de onderwijsstichting heeft de overeenkomst tussen beide partijen bij e-mail van 4 november 2023 ontbonden. De bestuurder verwijt de interim-directeur dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing en dat hij heeft getracht de bestuurder en andere medewerkers in diskrediet te brengen en daarbij insinuaties en onwaarheden heeft verteld. De interim-directeur krijgt na 4 november 2023 nog één maand doorbetaald.
Opzegging hangt samen met klokkenluidersbrief
De interim-directeur stelt dat de onderwijsstichting de overeenkomst niet had mogen opzeggen. Volgens hem is er namelijk geen sprake van een overeenkomst van opdracht, maar van een arbeidsovereenkomst. De opzegging hangt bovendien samen met zijn ondertekening van een ‘klokkenluidersbrief’ op 2 november 2023. In een procedure voor rechtbank Midden-Nederland eist hij wedertewerkstelling.
Volgens de onderwijsstichting is er sprake van een overeenkomst van opdracht, die door haar met inachtneming van de opzegtermijn mocht worden opgezegd. In reconventie vordert de onderwijsstichting daarom een verklaring voor recht dat de overeenkomst van opdracht is geëindigd per 4 december 2023. De onderwijsstichting stelt dat de interim-directeur na de opzegging van de overeenkomst talloze berichten aan betrokkenen binnen en buiten de organisatie heeft gestuurd, die qua toonzetting en inhoud veelal diffamerend, aanmatigend en denigrerend van aard zijn. Ondanks dat de onderwijsstichting de interim-directeur heeft gesommeerd om de daarbij betrokken personen met rust te laten en zich niet langer met de onderwijsstichting te bemoeien, blijft hij hiermee doorgaan.
Voor de beoordeling van de vordering van de interim-directeur tot wedertewerkstelling moet eerst de overeenkomst tussen partijen worden gekwalificeerd. Daarna moet worden vastgesteld of hij een beroep kan doen op de klokkenluidersbescherming.
Uitlegfase Haviltex-maatstaf voor partijbedoelingen
Art. 7:610 BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt om in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Uit het arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023 ( ECLI:NL:HR:2023:443) volgt dat voor de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen partijen eerst moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen.
Dat moet gebeuren aan de hand van de Haviltex-maatstaf waar in deze uitlegfase ruimte is voor de partijbedoelingen en waarbij de maatschappelijke positie van partijen een rol kan spelen. Daarna, in de kwalificatiefase, moet worden beoordeeld of de overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst. Daarbij is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Als de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt.
In de “Tweepartijenovereenkomst van opdracht” staat hierover onder anderen vermeld dat de interim-directeur een zelfstandige interim-directeur is en uit dien hoofde bereid is zijn specifieke kennis, expertise en (praktijk)ervaring in te zetten ten behoeve van de onderwijsstichting. Dat is een andere rol dan reguliere directeuren, omdat hij in eerste instantie tijdelijk ondersteuning biedt.
Opdracht om onderwijskwaliteit te verbeteren
De onderwijsstichting geeft de interim-directeur de opdracht om buiten dienstverband de dagelijkse en integrale leiding van de school op zich te nemen, de onderwijskwaliteit te verbeteren, de school duidelijk te positioneren richting een hoger leerlingenaantal, het team in hun kracht te zetten en directe en intensieve communicatie te onderhouden met ouders en OMR. Hij voert de uit de opdracht voortvloeiende werkzaamheden zelfstandig uit, en hij verricht de werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van de onderwijsstichting. Hij is vrij om een overeenkomst van opdracht met andere opdrachtgevers te sluiten en ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden te verrichten.
De kantonrechter stelt vast dat door partijen is beoogd een opdrachtovereenkomst aan te gaan. Dat blijkt niet alleen uit de tekst van de overeenkomst, maar ook uit het feit dat de interim-directeur de overeenkomst zelf heeft opgesteld en heeft aangeboden aan de onderwijsstichting. De keuze van de interim-directeur om als zelfstandige te gaan werken is echter onvoldoende voor de conclusie dat er daarom geen sprake kan zijn geweest van een arbeidsovereenkomst. Daarvoor is namelijk slechts bepalend of de hiervoor genoemde overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.
De interim-directeur stelt dat de overeenkomst die hij heeft gesloten kwalificeert als een arbeidsovereenkomst, omdat er sprake was van ‘arbeid gedurende zekere tijd’, ‘loon’ en een ‘gezagsverhouding’. De onderwijsstichting betwist dit nadrukkelijk.
In het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad van 24 maar 2023 heeft hij gezichtspunten aangegeven om te bepalen of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Deze zijn:
Gezichtspunten arrest Hoge Raad
- De aard van de werkzaamheden wijzen in de richting van een overeenkomst van opdracht. De interim-directeur is door de onderwijsstichting op ad-interim basis ingeschakeld met de zeer specifieke opdracht om de onderwijsstichting tijdelijk te ondersteunen en de onder druk staande organisatie te verbeteren en te professionaliseren. De duur van de opdracht is, zoals de interim-directeur op de zitting heeft verklaard, bepaald door de aard van de opdracht.
- De wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden werden bepaald, wijst ook in de richting van een overeenkomst van opdracht. De interim-directeur was vrij om de werkzaamheden naar eigen inzicht in te richten en zijn werktijden en -plaats te bepalen. De onderwijsstichting voerde geen functioneringsgesprekken en de interim-directeur nam ook geen ondergeschikte positie in tegenover de bestuurder. In tegendeel. Volgens de interim-directeur was de bestuurder onervaren en had hij hem nodig. De interim-directeur heeft niet betwist dat hij de bestuurder gevraagd en ongevraagd voorzag van advies.
- De inbedding van het werk en van de interim-directeur in de organisatie is onvoldoende onderscheidend. Zoals onder het vorige gezichtspunt is besproken had hij vergaande vrijheid bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Hij nam weliswaar deel aan het directieoverleg, maar dat kan zowel bij een arbeidsovereenkomst als bij een opdracht van opdracht.
- Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren, is evenmin richtinggevend voor de kwalificatie van de overeenkomst. In de praktijk is het namelijk niet voorgekomen dat het nodig was dat de interim-directeur zich moest laten vervangen.
- De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen, wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht. De interim-directeur heeft de overeenkomst zelf opgesteld.
- Ook de wijze waarop de beloning werd bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd, wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht. De interim-directeur factureerde via zijn eenmanszaak € 10.000,- per maand aan de onderwijsstichting en bracht over dit bedrag btw in rekening. De onderwijsstichting heeft geen premies en loonbelasting voor de interim-directeur ingehouden en afgedragen.
- De interim-directeur heeft niet betwist dat hij invloed heeft gehad op de hoogte van de beloning.
- De interim-directeur gedraagt zich in het economisch verkeer als ondernemer, hetgeen ook wijst op het bestaan van een overeenkomst van opdracht. Hij heeft niet weersproken dat hij al 10 jaar voor veel verschillende opdrachtgevers op ad interim basis heeft gewerkt. Het stond hem ook vrij om gedurende de looptijd van de overeenkomst ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden te verrichten.
Op grond van alle feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de kantonrechter tot het oordeel dat er geen sprake is (geweest) van een arbeidsovereenkomst, maar van een overeenkomst van opdracht. Op grond van artikel 7:408 BW stond het de onderwijsstichting vrij om deze overeenkomst op te zeggen op de wijze zoals zij dat heeft gedaan.
Wet bescherming klokkenluiders
De kantonrechter is van oordeel dat, voor zover er sprake is van een melding van een misstand door de interim-directeur als klokkenluider, de klokkenluidersregeling niet van toepassing is. De bescherming wordt namelijk alleen geboden tegen benadelende handelingen die het gevolg zijn van de klokkenluidersmelding. Er moet met andere woorden een causaal verband bestaan tussen de maatregel en de melding. Dit verband wordt weliswaar vermoed aanwezig te zijn bij een voortijdige beëindiging van de overeenkomst kort na een klokkenluidersmelding.
In dit geval heeft de onderwijsstichting het vermoeden van een causaal verband voldoende weerlegd. De onderwijsstichting heeft namelijk op de zitting gesteld dat de bestuurder ten tijde van de opzegging van de overeenkomst van opdracht met de interim-directeur niet op de hoogte was van de kritische brief van 2 november 2023. De onderwijsstichting heeft hiervan bewijs aangeboden door het laten horen van de bestuurder als getuige. Nu de interim-directeur niet heeft betwist dat de bestuurder voor opzegging van de overeenkomst niet bekend was met de kritische brief, acht de kantonrechter bewijslevering door de onderwijsstichting op dit punt niet nodig. De klokkenluidersregeling biedt de interim-directeur daarom geen bescherming tegen de beëindiging van de overeenkomst van opdracht.
De kantonrechter beslist voor recht dat de overeenkomst van opdracht tussen de interim-directeur en de onderwijsstichting is geëindigd per 4 december 2023.
Rechtbank Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2024:4082