Er staat nog EUR 9,6 miljard open. Zijn opvolger Idsinga krijgt deze aap op zijn schouders. Generieke kwijtschelding was tot nu toe een ‘no-go’. Maar daar valt uiteindelijk – in elk geval deels – niet aan te ontkomen.
Op 30 mei 2024 heeft demissionair staatssecretaris van Financiën Van Rij de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot coronabelastingschulden[1]. Op de peildatum van 29 april 2024 resteert nog EUR 9,6 miljard (was op 1 oktober 2022 nog EUR 19,6 miljard) aan coronabelastingschulden voor circa 153.000 ondernemers. De staatssecretaris constateert dat er een groep bedrijven blijft worstelen met de aflossing van hun coronabelastingschuld.
Verlenging van de betaaltermijn of een betaalpauze is volgens hem nog steeds mogelijk. Van zo’n 54.000 ondernemers is inmiddels de betalingsregeling ingetrokken en daarmee is EUR 3,2 miljard coronabelastingschuld gemoeid. Ongeveer 8.000 ondernemers hebben per 29 april 2024 nog helemaal niets afgelost. Een deel van deze laatste groep is volgens de staatssecretaris in gesprek met de Belastingdienst over hun schulden.
De coronabelastingschuld, waarbij de coronabetalingsregeling is beëindigd, behoort nu tot de reguliere belastingschuld. Hierop is het reguliere invorderingsproces van toepassing.
Deze ondernemers kunnen na afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling/betalingsregeling in administratief beroep bij de Directeur. Er is op dit moment geen beroep mogelijk bij de belastingrechter. De civiele rechter resteert hier als restrechter. De belastingplichtige is verder aangewezen op een gang naar de Ombudsman en de Commissie voor de verzoekschriften van de Tweede Kamer en Burgerinitiatieven.
Laatstgenoemde Commissie heeft zich er al mee bemoeid naar aanleiding van een klacht van een ondernemer over de opstelling van de Belastingdienst bij individuele regelingen rondom bijzonder uitstel van betaling.[2] Veel ondernemers krijgen te maken met een Belastingdienst die de duimschroeven aandraait. De Commissie wil dat dit signaal serieus wordt genomen.
Bedoeling is dat vanaf 1 januari 2027 echter wel bezwaar en beroep bij de belastingrechter mogelijk wordt. Daar zijn de coronaschuldenaars niet mee gebaat, aangezien de beslissingen van de Ontvanger al vóór de invoering hebben plaatsgevonden.
Van Rij benadrukt dat van generieke kwijtschelding van coronabelastingschulden geen sprake zal zijn. Hij roept op achterstallige termijnbedragen en nieuw opgekomen verplichtingen te betalen of hulp te zoeken (bij o.a. KvK, GeldFit Zakelijk of gemeente) als sprake is van problematische schulden. Levensvatbare bedrijven met betalingsproblemen kunnen ook nu nog in aanmerking komen voor een sanering als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Interessant is dat Van Rij wel in herinnering brengt dat het kabinet bij de start van het coronabelastinguitstel zich heeft gerealiseerd dat een deel van de ondernemers de belastingschuld uiteindelijk niet kan aflossen. In de Voorjaarsnota 2022[3] is er rekening gehouden dat ruim EUR 6 miljard uiteindelijk oninbaar zal blijken. In de Voorjaarsnota 2023 wordt het oninbare bedrag geschat op EUR 2,5 miljard en in 2024 op EUR 3,5 miljard.
Dit laatste bedrag komt aardig overeen met het bedrag dat is gemoeid met de ondernemers waarvan de betalingsregeling is ingetrokken. Dat er nog wat binnen gaat komen van de ondernemers die nog niets hebben afgelost, lijkt mij in elk geval onaannemelijk (EUR 0,3 miljard). De schattingen aan oninbare schulden vliegen dus aardig heen en weer. Zoals zo vaak schat ik in dat ook hier de oninbare schuld eerder tegen- dan mee zal vallen.
De Algemene Rekenkamer heeft in februari 2024 (ook) onderzoek gedaan met als resultaat het rapport ‘Focus op coronabelastingschulden’[4]. De Rekenkamer heeft een blik geworpen op de omvang van de oninbare belastingschuld: dit zou ook wel eens EUR 5 miljard kunnen zijn. De Rekenkamer haalt de aankondiging van de coronasteunmaatregelen op 12 maart 2020 van de regering aan, waarbij is aangegeven dat ‘het kabinet zich richt op maatwerk’. Maatwerk kost capaciteit en daar schort het aan bij de Belastingdienst, vooral met betrekking tot mkb-ondernemers.
Bij de inning van belastingschulden komt men circa 1.000 fte te kort. Er is nauwelijks capaciteit binnen de inningsketen. Voor de coronabelastingschulden betekent dit dat er na het sturen van een dwangbevel nauwelijks dwangmiddelen kunnen worden uitgevoerd. Ik teken hierbij zelf nog aan dat de vertraging al optreedt in de administratieve beroepsprocedure tegen de intrekking/weigering van een (reguliere) betalingsregeling. De directeuren kunnen de massaal ingediende beroepschriften niet aan. Een geluk voor de getroffen ondernemer: elke dag uitstel telt.
Voorzitter Bakhuis-Van Kesteren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders verkondigde in het AD op 15 februari 2024 dat de ‘132 gerechtsdeurwaarderskantoren prima kunnen assisteren bij de inning van belastingschulden’. Ze houden volgens haar de menselijke maat in het oog en blijven onafhankelijk, en ‘Het is in het algemeen belang dat schulden opgelost worden’. Mooi dat zij de menselijke maat benoemt.
Een woordvoerder van de Belastingdienst reageerde in hetzelfde artikel al sceptisch op dit bericht: volgens de Invorderingswet[5] mag de Belastingdienst alleen werken met eigen belastingdeurwaarders. Dat heeft een goede reden: de fiscale geheimhouding. Geen goed plan dus.
Wel zie ik mogelijkheden voor mediation. De belastingdienst maakt er al jaren reclame voor op haar site[6] en garandeert dat je binnen 48 uur wordt teruggebeld door een mediation coördinator. Tot nu toe wordt relatief weinig gebruik gemaakt van mediation voor het oplossen van fiscale geschillen. Een goede reden om dit middel juist in te zetten bij coronaschulden.
De Belastingdienst beschikt over een groep interne mediators en extern kunnen de leden van de Vereniging voor Fiscale Mediation hier een prima rol vervullen. De mensen die echt een oplossing willen en kunnen bieden, zullen zich melden. Belangrijk dat de Ontvangers dergelijke mediationverzoeken gaan omarmen en de ruimte krijgen om individuele afspraken met de belastingplichtige te maken. Mediation past ook uitstekend in het uitvoering geven aan de menselijke maat. Het is de overheid geweest in 2020 die de coronamaatregelen in de vorm van ‘lock downs’ heeft uitgevaardigd waardoor veel ondernemers hard zijn geraakt. Laten we dat vooral niet vergeten! Coronasteun en belastinguitstelregelingen waren dan ook niet meer dan logisch en noodzakelijk. Het was de regering al vanaf het begin van de coronacrisis duidelijk dat vele miljarden belastingen niet zullen binnenkomen: EUR 3,5 miljard wordt als oninbaar geschat.
De huidige staatssecretaris van Financiën Van Rij wil niet overgaan tot een generieke kwijtschelding. Dan steek je als overheid wel je kop in het zand als je weet dat een derde van dit bedrag niet gaat binnenkomen. De belastingdienst heeft te weinig inningscapaciteit. Mediation kan helpen bij een vlotte afwikkeling. In de Toeslagenaffaire is mediation veel te laat ingezet. Beter om dat nu al aan de voorkant te doen en dan gericht op ondernemers die een oplossing willen en kunnen bieden. En de oninbare rest graag zo snel mogelijk afboeken: drink die gifbeker als overheid nu maar in een keer leeg.
[1] Brief van staatssecretaris van Financiën Van Rij aan de Tweede Kamer, Stand van zaken betalingsregeling coronabelastingschulden mei 2024, 30 mei 2024, kenmerk 2024-0000324085
[2] Commissie Verzoekschriften 30 mei 2024, V-N Vandaag 2024/1179
[3] Kamerstukken II 2021/2-22, 36 120 nr.1
[4] Focusonderzoek Focus op coronabelastingschulden, Algemene Rekenkamer, februari 2024
[5] Art. 4 Invorderingswet: Tot het verrichten van de bij of krachtens de wet aan een deurwaarder opgedragen werkzaamheden is, voor zover die werkzaamheden geschieden in opdracht van een ontvanger en betreffen de vervolgingen voor de invordering van rijksbelastingen, uitsluitend een belastingdeurwaarder bevoegd.
[6] www.belastingdienst.nl. Tik de woorden ‘mediation Belastingdienst’ in op Google en de informatie volgt.