
Staatssecretaris Van Oostenbruggen (Fiscaliteit) schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat het kabinet alternatieven in kaart heeft gebracht voor de btw-verhoging op cultuur, media en sport. Mogelijkheden zijn het schrappen van specifieke verlaagde tarieven, het verhogen van het verlaagde tarief, het verhogen van het algemene tarief of een combinatie hiervan. “Aan elk alternatief zitten zowel voor- als nadelen. De keuze is uiteindelijk aan het parlement”, zo legt Van Oostenbruggen de hete kroket op het bordje van de Tweede Kamer.
Schrappen verlaagde tarieven
De alternatieven zijn gezocht op verzoek van de Kamer. Uitgangspunten waren dat het een oplossing binnen de omzetbelasting moest zijn en dat een alternatief de complexiteit niet mag vergroten, juridisch houdbaar is en voldoende opbrengt. “Binnen de btw zijn er meerdere manieren om tot een alternatieve dekking te komen. Allereerst kunnen andere verlaagde tarieven geschrapt worden. Er bestaan veel verschillende verlaagde btw-tarieven op dit moment. Die zijn negatief geëvalueerd en zorgen voor een complex stelsel. Het afschaffen van één of meerdere verlaagde tarieven helpt bij de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Het gevolg daarvan is wel dat ondernemers en klanten in die specifieke sectoren geraakt worden.”
Tarieven verhogen
Andersom kunnen ook de huidige tarieven worden verhoogd. “Het verhogen van het verlaagde tarief is een eerste stap richting één btw-tarief. Gevolg van het verhogen van het verlaagde tarief is wel dat de dagelijkse boodschappen hierdoor duurder worden. Het verhogen van het algemene btw-tarief is ook een mogelijkheid, maar de Tweede Kamer heeft met een motie aangegeven dit niet te willen.”
Gelijktrekken tarieven
Er kan ook worden toegewerkt naar een uniform btw-tarief. “Dat zou bijvoorbeeld kunnen door het verlaagde tarief voor alle producten die daar nu onder vallen, behalve voor voedingsmiddelen, te verhogen. De stap om in een keer over te gaan naar één uniform btw-tarief is te groot. Daarom zou tijdelijk een nieuw middentarief kunnen gelden naast het algemene en verlaagde tarief”, suggereert Van Oostenbruggen. “Het creëren van een extra tarief in de btw is op dit moment technisch niet mogelijk. Dat kan op z’n vroegst pas vanaf 2027, omdat de Belastingdienst nog werkt aan een nieuw btw-systeem. Het aanpassen van tarieven of het verplaatsen van bepaalde producten of diensten van het lage naar het algemene tarief kan wel eerder dan 2027.”
‘Wel snel, want anders…’
De staatssecretaris hakt zelf geen knoop door, maar wil wel dat de Kamer opschiet: “Er moet wel op korte termijn een keuze worden gemaakt. Dat is nodig om duidelijkheid te creëren voor ondernemers, burgers en de Belastingdienst, maar ook om het wetgevingsproces op een goede manier te kunnen doorlopen.” Het kabinet wil de wet vóór 1 juli wijzigen. “Het alternatief zal dan per 1 januari 2026 gelden. Zo is er nog een half jaar voorbereidingstijd.” Van Oostenbruggen houdt daarbij een keiharde stok achter de deur: “Als er geen alternatief gekozen wordt, treedt per 1 januari 2026 de btw-verhoging op cultuur, media en sport en in werking zoals dat nu al in de wet staat.” Donderdag debatteert de Kamercommissie over de btw-kwestie.
Duurdere geneesmiddelen en diensten
In het overzicht van zogenaamde ‘alternatieve dekkingsopties’ staan nog steeds grote plussen bij maatregelen op het gebied van sport en cultuur. Bij elke optie is aangegeven of die juridisch houdbaar en uitvoerbaar is. Dat geldt volgens het kabinet (ook) in hoge mate voor verhogingen bij genees- en hulpmiddelen, kunst en antiek. Een positieve evaluatie was er ook voor verhoging van btw op arbeidsintensieve diensten zoals kappers en schilders en de afschaffing van de btw-vrijstelling voor schrijvers, componisten en journalisten.