Heeft de inspecteur terecht of onterecht de pensioenuitkering tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend? Voor die vraag stond de directeur en enig aandeelhouder van een bedrijf. Volgens de directeur zou de pensioenuitkering veel lager moeten zijn, wegens de financieel belabberde situatie van het bedrijf.
Vanaf 1 mei 2013 had de directeur recht op een pensioenuitkering. Aangezien de activa van het bedrijf op 1 januari 2013 nagenoeg uitsluitend bestonden uit vorderingen die meer bedroegen dan het pensioen waar de directeur jaarlijks recht op had, keerde deze in 2013 geen pensioen uit. Bij de vaststelling van de aanslag corrigeerde de inspecteur van de Belastingdienst het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning echter met een bedrag van € 38.218, zijnde het bedrag dat aan pensioen had moeten worden uitgekeerd.
Rechtspraak
Aangezien de directeur zijn pensioenaanspraak heeft prijsgegeven, oordeelt Rechtbank Den Haag dat de aanspraak op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip volgens de ‘Wet op loonbelasting 1964’ moet worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. De belastinginspecteur had daarom de waarde van de hele pensioenaanspraak tot het belastbaar inkomen uit werk en woning moeten rekenen, maar heeft dat slechts gedeeltelijk gedaan (op grond van de pensioenbrief). Volgens de Rechtbank is de aanslag dan ook niet te hoog vastgesteld.
Bron: Uitspraak