Of een rendement van 4% op vermogen onhaalbaar is voor particulieren, is volgens de rechter niet bewezen. De vermogensrendementsheffing die de fiscus oplegt is dan ook niet in strijd met het Europese verdrag. Dat heeft de belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bepaald in een proefproces dat werd aangespannen door de Bond voor Belastingbetalers.
Vast percentage rendementsheffing ter discussie
Het vaste tarief van 4% rendement op bezittingen die in Box 3 van het belastingstelsel vallen, is omstreden. De Bond voor Belastingbetalers stelde dat een rendement van 4% in de jaren 2013 en 2014 niet realistisch was. Volgens hen hebben spaarders dus te veel geld moeten afdragen en dat zou in strijd zijn met het eigendomsrecht dat is vastgelegd in het Europees Verdrag.
Volgens de rechtbank is echter niet bewezen dat het rendement van 4% voor particuliere beleggers volstrekt onhaalbaar is en daardoor is het niet in strijd te laten zijn met het verdrag. Met die uitspraak sluit de rechter zich aan bij de conclusie van de Hoge Raad over de jaren 2010 en 2011 en bij de eerdere uitspraak in Breda.
De Bond voor Belastingbetalers is teleurgesteld door deze uitspraak, al komt deze niet geheel onverwacht. De bond benadrukt dat de procedure zeker nog niet verloren is.