Een belastingplichtige die een belastingkantoor inschakelt, moet erop kunnen vertrouwen dat de aangiften op basis van aangeleverde gegevens juist zijn en hoeft zich niet inhoudelijk in regelingen te verdiepen. Dat oordeelt de Hoge Raad in een zaak die een beboete stichting heeft aangespannen tegen de Belastingdienst. Daarbij speelt geen rol of het gaat om “betrekkelijk eenvoudige” materie.
De stichting begeleidt mensen vanuit een uitkerings- naar een reguliere arbeidssituatie. Tussen 2009 en 2014 zijn via een gemeente langdurig werklozen bij de stichting ondergebracht in het kader van een vierjarig re‑integratieproject. In de aangiften loonheffing heeft de stichting voor de betreffende jaren de afdrachtvermindering onderwijs startkwalificatie toegepast.
Boete
Voor de aangifte leverde de stichting telkens gegevens aan een administratie- en belastingadvieskantoor. Daarbij werd aangegeven voor welke werknemers de afdrachtvermindering van toepassing was. Het advieskantoor verwerkte vervolgens de gegevens en deed de aangifte. Volgens de Belastingdienst is de afdrachtvermindering echter ten onrechte toegepast, waarna naheffingsaanslagen en vergrijpboetes zijn opgelegd.
Eenvoudige formele voorwaarden
De stichting heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en boetes. Het gerechtshof Den Haag oordeelde vorig jaar dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat aan enkele voorwaarden voor het verminderen van de afdracht niet is voldaan. Het ging om het ontbreken van verklaringen ‘crebo-erkende opleiding’ en ‘UWV‑werkbedrijf’. Ook de boetes zijn volgens het hof terecht opgelegd omdat de stichting zich zelf van de voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering op de hoogte had moeten stellen. Dat is niet gebeurd en daarom is de stichting grove schuld te verwijten. Het gaat “niet om inhoudelijke aspecten van de toepasselijke belastingregelingen, maar om betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden om voor toepassing van de afdrachtvermindering in aanmerking te komen”, zo overwoog het gerechtshof. Dat een adviseur is ingeschakeld voor de loonadministratie en het indienen van de aangiften
loonheffing doet daaraan niet af.
Niet inhoudelijk verdiepen
De Hoge Raad vindt met het hof dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar vindt dat de boetes moeten vervallen. “In het arrest BNB 2009/114 is het uitgangspunt neergelegd dat indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen, er geen aanleiding is tot het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept.” Dat uitgangspunt wordt niet anders als het gaat om “betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden”.
Relatie met kantoor van belang
De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het gerechtshof voor een nieuw oordeel over de boete. Daarover merkt de raad nog op: “In verband met hetgeen is beslist in het arrest BNB 2009/114 aangaande een belanghebbende die zich heeft laten bijstaan door een adviseur, komt het erop aan of de relatie met de adviseur van dien aard is dat de belanghebbende erop mocht vertrouwen dat de met bijstand van die adviseur gedane aangiften juist zouden zijn. In dit geval heeft belanghebbende aan het kantoor doorgegeven voor welke werknemers de afdrachtvermindering moest worden toegepast. In verband hiermee moet na verwijzing worden onderzocht of de relatie tussen belanghebbbende en het kantoor meebracht dat het kantoor zou beoordelen of en in hoeverre was voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering en daarmee bij het opmaken van de aangiften rekening zou houden.”